Liduina, - Heilige, geb. 1380 te Schiedam, overl. 1433 aldaar. Haar ouders, Peter en Petronella, waren arm. Een groot deel van den dag bracht zij in haar jeugd reeds door voor het beeld van O. L. Vrouw, dat door de inwoners van Schiedam bijzonder werd vereerd. In 1395 viel zij op het ijs en brak een rib in de rechterzijde.
Dit was het begin van haar martelaarschap. Acht en dertig jaren lang leed zij alle mogelijke pijnen. Sommigen beschouwden haar als door den duivel bezeten, maar zij vond troost in het gebed en in visioenen. In een harer visioenen zag zij een rozestruik met de woorden: „Als deze in bloei staat, is uw lijden ten einde.” In de lente van 1433 riep zij uit: „Ik zie de rozestruik in vollen bloei.” Haar graf werd spoedig een bedevaartsplaats, waarop in 1434 een kapel werd gebouwd. In 1661 werden haar relieken door Ferdinand en Isabella naar Brussel overgebracht, in 1871 kwamen deze terug naar Schiedam, naar de kerk van O. L. Vrouwvisitatie. Zij werd in 1870 door Leo XIII heilig verklaard. Haar leven is beschreven door Joannes Bergmann en Thomas a Kempis. Zie: Thomas a Kempis, Vita Lidewigis virginis, in Opera Omnia IV (Freiburg 1905); Huysmans, Sainte Lydwine (Parijs 1901).