Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Liberale partij (vrij-)

betekenis & definitie

Liberale partij (vrij-) - Bij de Kamerverkiezingen van 1894, ’97, 1901, ’05, ’09, ’13 en ’18 kreeg deze partij successievelijk 26, 13, 7, 11, 10 en 4 zetels. Van 1894 tot ’97 kon men haar Regeeringspartij noemen, want het Ministerie-v. Houten-Roëll was uit haar midden voortgekomen. Het getal harer Kamerzetels, dat aanvankelijk vrij groot was, kon echter niet worden beschouwd als een maatstaf voor haar kracht.

Bij de verkiezingen van 1894 traden de partijverschillen grootendeels op den achtergrond. Die verkiezingen werden geheel beheerscht door de vraag: zijt gij vóór of tegen de kieswet-Tak. Vooral de candidaten der rechts-Lib. kregen een menigte stemmen van andersdenkenden, enkel omdat zij tegen Tak waren. Bij latere tusschentijdsche verkiezingen bleek dat duidelijk, want reeds vóór de verkiezing van 1897 was de partij in de Kamer gedaald van 26 tot 20. De partij leed aanvankelijk aan drie gevaarlijke gebreken: zij miste krachtige leiding, centrale organisatie en een scherp omlijnd program. Wel waren onder haar leden in en buiten de Kamer zeer bekwame en respectabele mannen, zooals v. Houten, Roëll, de Beaufort, Mees e. a., maar die allen traden te veel op als éénlingen. Wel had zij haar kiesvereenigingen, maar een centraal lichaam, dat die allen samenbond en leiding gaf, ontbrak aanvankelijk. Wel hing zij aan wat tot nu toe had gegolden als de (min of meer vage) Liberale begrippen, maar haar ontbrak een program, waarin die begrippen geformuleerd waren, en waarin ook geschetst waren in hoofdlijnen de practische resultaten, die zij zich voorstelde te bereiken.

Later is daar verandering in gekomen. Als leiders traden allengs naar voren Prof. v. d. Vlugt en Mr. H. Tydeman, en thans kan als zoodanig beschouwd worden Mr. H. C. Dresselhuijs. De organisatie kreeg in 1905 haar centraal punt in een uit 6 personen bestaande Commissie van Advies. En tegelijk verscheen, als uiteenzetting der beginselen, een aan de Lib. kiezers gericht „Manifest”. Daaruit zij aangestipt het volgende: Tegen de beginselen der Rechterzijde. Geen vermenging van Godsdienst en politiek.

Wenschelijk een verbond der Linksche partijen. Behoud der Constitutioneel-Monarchale staatsinstellingen. Regeling van den rechtstoestand der ambtenaren. Handhaving der van overheidswege ingerichte volksschool, die aller godsdienstige overtuiging eerbiedigt. Uitbreiding en herziening der sociale wetgeving, waarbij zoo min mogelijk ambtenaarsbemoeiing. Bezuiniging op staatsuitgaven. Technische verbetering der belastingwetten. Verhooging successiebelasting in de zijlijn.

Belasting op weeldeartikelen. Een zoo groot mogelijk deel van het volk moet medewerken aan de landsverdediging. Regeling van het kiesrecht niet urgent. Voor vrouwenkiesrecht, evenredige vertegenw. en verandering van samenstelling en bevoegdheden der Eerste Kamer de denkbeelden niet rijp. Algemeen kiesrecht ongewenscht. Geen verscheidenheid van middelbare en hoogere scholen naar geloofsrichting. Op 1 Mei 1909 verscheen een „Verklaring”, waarin de partij o. a. als haar wenschen noemde: Grondwetsherziening om vrouwenkiesr. en evenred. vertegenw. mogelijk te maken, benevens uitbreiding der bevoegdheid van de Eerste Kamer, doch geen algem. stemrecht. Ouderdoms- en ziekteverzorging door vrijwillige verzekering, met als overgangsmaatregel kostelooze uitkeering aan onvermogenden.

Geen herziening van invoerrechten, welke het vrijhandelsstelsel in gevaar zouden brengen. Voorloopige afwijzing der eischen van het bijzonder onderwijs om verhooging van subsidie. De Alg. Vergad. v. d. Bond v. Vrije Lib. nam 24 Juli 1911 met 28 tegen 8 stemmen een motie aan, vragend versterking van den invloed der Eerste Kamer, en afwijzend de samenwerking met de andere Linksche partijen om te komen tot alg. stemrecht. Hoewel de drie genoemde gebreken waren weggenomen, bleef toch de partij achteruitgaan.

Haar groote fout, waaraan zij langzaam sterven zal, is, dat zij de consequentie harer diepste beginselen niet aandurft, en toch met die beginselen niet wil of durft breken. Dit bleek ook uit haar houding in de Concentratie der Linksche partijen. Zij liep mede, maar achteraan en met weerzin. Als bladen van Vrij-Lib. richting kunnen min of meer beschouwd worden „Nieuwe Rotterd. Cour.”, „Handelsblad”, en vooral de „Nieuwe Courant”.

< >