Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Leesbibliotheek

betekenis & definitie

Leesbibliotheek, - inrichting tot het huren van boeken, welke soort van instelling, vnl. in ’t midden der 18de eeuw als gevolg van den nemenden wetensdrang ontstonden. In verschillende plaatsen van ons land werden omstreeks dien tijd reeds uitgebreide boekverzamelingen, vaak uit duizenden deelen bestaande en, voor zoover de bewaard gebleven catalogi een denkbeeld kunnen geven, in hoofdzaak wetenschappelijke lectuur bevattende, door boekhandelaren geëxploiteerd. Van bijzondere beteekenis waren die van H. Scheurleer Tz. te ’s-Gravenhage (catalogus: ruim 5000 werken); van R. J. Noordbeek te Leeuwarden (8300 werken) en van H. Bakhuyzen te ’s-Gravenhage (4000 werken). Tegen vastgestelde vergoeding ( ƒ12 a ƒ15 per jaar) kon men zich op een zeker aantal boeken abonneeren, of bepaalde boeken voor enkele weken huren, terwijl sommige boekverkoopers bovendien leeszalen in hun huis openstelden, om te lezen en te werken.

Ook werden de boeken door het geheele land verzonden. Op aandrang der gilden werden de l. in sommige plaatsen door de stedelijke overheid verboden. Het wetenschappelijk karakter dezer inrichtingen ging vrij spoedig verloren, ging allengs meer en meer op de openbare bibliotheken over, die in ’t laatst der 18de eeuw op voorbeeld der Mij. tot Nut van ’t Algemeen werden opgericht, terwijl over ’t algemeen genomen de huurbibliotheken meer de inrichtingen werden, waar het groote publiek zijn ontspanningslectuur van zeer verschillend gehalte zoekt en vindt.

< >