Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Knolselderij

betekenis & definitie

Knolselderij - is een vrij belangrijk groentengewas, dat op sommige plaatsen van ons land, b.v. op de Z.-Holl. eilanden, op vrij groote schaal verbouwd wordt. Het is een soort selderij, waarvan de knol gegeten wordt. Het blad, hoewel als soepgroente niet ongeschikt, blijft meestal ongebruikt.

Om zware knollen te krijgen, moet vroeg gezaaid worden (half Februari) in een verwarmden bak. De jonge planten worden eerst een of een paar maal verspeend, blijven tot Mei onder glas en worden dan buiten uitgeplant op gronden, die dat jaar reeds een vroeger gewas (voorvrueht)

hebben opgeleverd. Dikwijls laat men ze op zomerwortelen of vr. aardappelen volgen, in welk geval men eerst in Juni op de blijvende plaats planten kan. Om zware knollen te krijgen, geeft men de k. tamelijk veel ruimte, n.l. ±40 c.M. op en tusschen de rijen. Op zware, vruchtbare, vochtige gronden komt het gewas het best tot zijn recht. De oogst heeft plaats in November na de eerste nachtvorsten.

De k. kan in den winter heel lang bewaard worden. Dit gebeurt op 2 manieren, n.l. mèt of zonder blad. Mèt blad plaatst men de knollen dicht bij elkaar tusschen 2 aarden wallen of een paar planken, welke door ramen kunnen worden afgedekt. Door bedekking met riet- of stroomatten beschut men ze dan tegen de vorst. Zonder blad kan men de knollen inkuilen op overeenkomstige wijze, als zulks met winterwortelen, bieten of schorseneeren geschiedt.

< >