Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kiel (stad)

betekenis & definitie

Kiel (stad) - 238.000 inw., Duitsche oorlogshaven aan een der mooie inhammen (Förden) van Sleeswijk-Holsteins Oostzeekust, de z.g. Kielerbocht. Oorspronkelijk had K. zijn opkomst te danken aan de Eiderlaagte, die het met de Noordzee verbindt. In dit opzicht stond het echter achter bij zijn concurrent Lübeck. Reeds 1777—1784 werd het eerste kanaal (Eiderkan.) gegraven, maar de Eider was nog al ongeschikt voor waterweg en Husum als haven aan de Noordzee.

K. is eerst opgekomen als oorlogshaven aan de Oostzee na de stichting van het Duitsche Rijk, toen voor de marine het KeizerWilhelmkanaal (nu ook Kieler kanaal genoemd) gegraven werd, dat bovengenoemd kan. tot Rendsburg volgt. K. is de 6e Duitsche Oostzeehaven (zeeverkeer: geladen schepen: 5.163 met 850.000 ton); handel (v.n. in hout) en scheepvaart op de Deensche eil. (reederij 24.500 bruto ton zeeschepen) zijn aanzienlijk, evenzeer de industrie (werven). Universiteit en marineakademie. Sterrenwacht. Visscherij (Kieler sprot). Meelfabr., olieslagerij. Nederl. consulaat.

< >