Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kiel (scheepsbouw)

betekenis & definitie

Kiel (scheepsbouw) - de ruggegraat van het schip, waarop de spanten als ribben geplaatst worden voor het noodige dwarsverband, vooral bij houten schepen een belangrijk bestanddeel. De k. ligt over de geheele scheepslengte onder het schip, bestaat uit verschillende stukken, waarop respectievelijk voor en achter de voor- en achtersteven met knieën worden opgezet, zoodat zij hierdoor een stevige begrenzing van het schip vormt. De huidplanken liggen met een sponning in de k. Aan den onderkant wordt de k. door een zoogenaamde looze k., die gemakkelijk aangebracht en vernieuwd kan worden, tegen beschadiging beschermd ; aan den bovenkant, voornamelijk bij groote schepen, versterkt door de binnenkiel.

Bij ijzeren schepen wordt de k. tegenwoordig alleen nog op kleinere schepen, sleepbooten, vischstoomers, zeilschepen, enz. toegepast, daar bij grootere schepen de hoogte der k. nog al belangrijk wordt en de diepgang in verband met havendiepte te veel vergroot. In plaats hiervan worden deze schepen met een plaatkiel, ook wel platte kiel of horizontale kielplaat genoemd, uitgevoerd, die in het midden onder tegen de spanten ligt, binnen door vertikale plaat of vertikale kiel versterkt en met de vrangen verbonden wordt. Tegen beschadiging en tevens voor versterking wordt soms onder tegen de kielplaat een platte ijzeren staaf, de z.g. dokkiel, verbonden.

< >