Lübeck - vrije stad in Duitschl., 1215 K.M.2, 151.000 inw., 124 per K.M.2 De stad zelf heeft 118.000 inw. en dankt oorspronkelijk zijn bloei aan den diep ingaanden golf, juist bij een onderbreking van den Noord-Duitschen landrug, zoodat reeds 1391—98 van L. uit het Stecknitzkanaal werd gegraven, om het verkeer op de Elbe gedeeltelijk naar L. te leiden. L. is gesticht op een heuvelrug, N.—Z., 15 M. hoog en omgeven door moerassige laagten. In ’t W. liep de Trave, in ’t O. de Wakenitz. De oudste stad lag op den Z.-kant van den heuvel, die in ’t N. door een burcht werd afgesloten.
Langzamerhand kwamen opnieuw kooplieden en handwerkslieden, groeide zoo de stad naar het N., terwijl door ophooging aan de kanten de heuvel werd verbreed. Uit den bloeitijd (reeds midden 14e eeuw) getuigen nog tal van prachtige bouwwerken. Na haar verval besloot de stad op ’t eind der 19e eeuw de verbinding met de Elbe te verbeteren en werd 1900 het 67 K.M. lange Elbe-Trave kanaal geopend, dat met 7 sluizen een hoogte van 12 M. overwint. De binnenvaart steeg van 253.000 t. in 1901 op 800.000 t. in 1913. In 1913 was het geheele zeeverkeer v. L. (alleen geladen sch.) 7.794 schepen en 11/2 mill. ton. De industrie deed tegelijkertijd haar intrede ; op het terrein beneden de stad verrezen aan den linker Trave-oever een hoogovenbedrijf, olieslagerij en tal van fabrieken.
Door uitdieping van de beneden-Trave kunnen schepen van 8 M. diepgang bij de stad komen, zoodat in het W. der stad in de Trave de zeeschepen ankeren. Stroomafwaarts volgen de opslagplaatsen van hout (met fabrieken om het te bewerken, ook meubelmakerij, vaten), terwijl ten O. der stad aan de Wakenitz de kanaalhaven ligt en nog verder stroomaf twee vrijhavens worden gemaakt. L. handelt vooral met de landen om de Oostzee, voert hout en ijzererts in; kunstmestzouten, koloniale waar en fabrikaten uit. L.er marsepein. Travemünde is de voorhaven en tevens badplaats. Te L. is een Nederl. consul.
Geschiedenis. De stad L. werd in 1143 gesticht door Adolf II van Holstein aan de samenvloeiing van Trave en Schwartau, niet ver van de plaats, waar de Wendische burcht Buhu gestaan had, welke in 1138 verwoest was. De nieuwe stad ontwikkelde zich vrij snel, vooral na de verwoesting van de Sleeswijksche handelsplaats Haddebyc (1155), wier bewoners zich grootendeels in L. vestigden. In L., waarheen in 1183 de zetel van den bisschop van Oldenburg was vergeplaatst en dat na den val van Hendrik de Leeuw onmiddellijk onder ’t rijk was gekomen, ontwikkelde de handel zich zoodanig, dat het Wisby reeds in de 13e eeuw overvleugeld had. Te Londen kreeg het belangrijke voorrechten (1267), terwijl het het na, in vereeniging met Wismar, Rostock, Stralsund en Greifswald (Rostocker Verbond 1283), Erik van Noorwegen gedwongen te hebben den zeeroof zijner onderdanen tegen te gaan, ook te Bergen privileges voor zijn kooplieden verwierf (1285). Ten einde de veiligheid van verkeer tusschen L. en Hamburg te verzekeren, sloot het met Hamburg een verbond, waarbij men voor gezamenlijke rekening troepen zou uitrusten. De kracht van dit verbond ondervond Gerhard van Holstein in 1306. Voor ’t behoud van den landsvrede sloten de vorsten van Saksen, Sleeswijk, Holstein, Schwerin, Stettin zich aan bij ’t Rostocker verbond en Hamburg (1338). Meer en meer werd L. de handelsstad van beteekenis aan de Oostzee, die voor zijn handel alles doet om de orde en rust op de land- en zeewegen te handhaven en naijverig is op t behoud van de privileges zijner kooplieden.
Zoo treedt L. in vereeniging met de Wendische en Pruisische steden op tegen Vlaanderen, als dit tornen wil aan de privileges der koopl. (1358) (voor ’t eerst naar Steden van den dudeschen hansa). Van meer beteekenis is de strijd, dien L. voert tegen Denemarken, welks koning in 1361 Wisby had bezet en daardoor den handel van L. op Rusland belemmerde. De Wendische steden zijn echter niet opgewassen tegen Waldemar. De Deensche vloot behaalt een overwinning bij Helsingborg (1362). ’t Gelukt L. daarop steun te verkrijgen van andere steden, wier belangen geschaad werden door de hooge tollen, welke Waldemar gaat heffen. In 1367 komen afgvaardigden van Novgorod, Pruisische, Wendische en Saksische steden bijeen, waarbij zij zich verbinden om onder leiding van Lubeck Denemarken en Noorwegen, dat zich met Waldemar verbonden had, te bestrijden. De oorlog wordt door de verbonden steden voordeelig gevoerd, Noorwegen moet vrede sluiten (1368) en Waldemar wordt genoodzaakt zijn land te verlaten nadat een door de steden streng gehandhaafde blokkade, Denemarken uitgeput had. Bij den vrede van Stralsund (1370) kregen de steden 2/3 van de tollen te Skanor, Falsterbo, Malmö en Helsingborg en L. ’t recht bezetting te leggen in de kasteelen langs de Sont en op Skonen. De Hanze, zooals de stedenbond voortaan genoemd wordt, had haar macht gevestigd en leidster was L. Haar privileges worden erkend door Noorwegen (1376) en Engeland (1377).
Vlaanderen wordt gedwongen op haar eischen te letten (1391). Tengevolge van deze politiek waren de lasten in L. aanmerkelijk verzwaard. De middenstand, op wien dit voornamelijk drukte, wil aandeel aan het bestuur. Woelingen breken uit in L. (1408), welke leiden tot een omwenteling (1410). Een nieuwe raad wordt er ingesteld, welke steun ontvangt van de Duitsche Orde. De oude raad roept de hulp in van Denemarken, waarop de nieuwe raad zich moet onderwerpen (1416). Ten einde voor de toekomst nieuwe woelingen te voorkomen, weet L. op den hanzedag het tot standkomen van ‘t Groot Statuut te bewerken, waarbij bepaald wordt, dat alleen steden met den ouden regeeringsvorm lid kunnen zijn der Hanze, terwijl de zorg voor de veiligheid ter zee berusten zal bij L. (1418). In de nu volgende jaren is L. er op uit, ’t monopolie van den handel op de Oostzeelanden en Noorwegen te verkrijgen.
Het kwam daardoor in conflict met Engeland en Holland. Na verschillende conflicten, waarin L. telkenmale het wapen van de blokkade toepast, slaagt het er in om den handel van Engeland op Noorwegen en Ijsland te vernietigen, en krijgt het den handel van Engeland op Nederland in handen (vrede van Utrecht 1474). Tegen Holland was het minder gelukkig. L. kon niet verhinderen, dat de handel der Holl. steden, vooral van Amsterdam zich uitbreidde en gaandeweg zelfs die van L. verdrong. Een scherpe vorm nam ’t conflict tusschen L. en de Holl. steden aan in ’t begin der 16e eeuw. De stad weet van den strijd, die er uitbreekt tusschen Denemarken en de landen van Karel V, gebruik te maken om den handel der Holl. steden een zwaren slag toe te brengen. Wanneer echter in Denemarken Frederik I sterft (1533) en er kans is dat de candidaat van Karel V, Frederik van de Palts, koning wordt, besluit L., waar in dien tijd Jürgen Wullenwever ’t bewind in handen had (1533), den strijd tegen Holland te laten rusten teneinde zijn gezag te vestigen in Denemarken, waarbij ’t gebruik wilde maken van den steun der democratische elementen in dat rijk. In ’t begin heeft L. succes, ’t Wist opstanden te verwekken op de Deensche eil. en in Jutland, maar spoedig wist Christiaan III deze bewegingen te onderdrukken, waarop hij zich keert tegen L. De Lübecksche vloot wordt vernietigd bij Bornholm en de haven van L. geblokkeerd.
Dit alles verwekte een omwenteling in L. De aristocratische partij komt er weer aan ’t bewind. Wellenwever valt in handen van den aartsb. van Bremen, die hem uitlevert aan den hertog van Brunswijk. In 1537 werd hij ter dood gebracht. Hiermede begint ’t verval van L. Gustaaf Wasa van Zweden, die zelf indertijd met hulp van L. zich meester had gemaakt van de regeering, maar bevreesd was geworden voor de machtsuitbreiding van L. en daarom Christiaan III gesteund had, trekt alle handelsvoorrechten in L. in, welk voorbeeld door Denemarken gevolgd werd. Een politieke rol heeft L. in de volgende jaren niet meer gespeeld. De handel ging door de verplaatsing der handelswegen geheel en al te niet. Een aanbod tot ’t sluiten van een handelsovereenkomst met Spanje, gedaan door Wallenstein, slaat L. af uit vrees voor een benadeeling van den Prot. godsd. In 1629 wordt te L. uitgevaardigd ’t Restitutie-edict.
L. blijft een zelfstandig staatje, tot het in 1810 door Napoleon bij Frankrijk wordt ingelijfd. In 1814 weer hersteld, is het een der drie Hanzesteden. Beteekenis kreeg L. echter eerst in ’t eind van de 19e eeuw, na het graven van het Elbe-Travekan., waardoor L. een belangrijk transitoverkeer kreeg naar Hamburg. Zie ook HANSE, Litt.: Bronnen. Die Lübeckischen Chroniken in Niederdeutscher Sprache (ed. Grauthoff); Hansische Geschichtsquellen B. IV en VI; Chroniken der deutschen Städte vom 14. bis im 16en Jahrh., Lübeck (3 dl. ed. Koppman); Codex dipl. Lubecensis, Abt. 1 Urk. der Stadt Lübeck; Abt.
II Urk. des Bist. Lübeck (zie ook Hans. Urkundenbuch und Urkundenverzeichnis bis zum Jahre 1370; Hans. Urk. (ed. Höhlbaum); Hans. Geschichtsakten (ed. Häpler). — Schrijvers: J. R. Becker, Umständliche Gesch. der Stadt Lübeck (3 B. 1782—1805); Deecke, Gesch. der Stadt Lübeck (1844); Hoffmann, Gesch. der freien und Hansestadt Lübeck (1889—1892).