Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kassiteriet

betekenis & definitie

Kassiteriet - (Hgd. Zinnstein), mineraal, Sn02, tetragonaal holoëdrisch, isomorf met rutiel, in kort zuilvormige kristallen, de koppen gevormd door pyramiden; dikwijls tweelingen volgens een vlak van de deuterobipyramide, waarbij een kenmerkende bekvormige, inspringende hoek ontstaat. Geheel zuiver zouden de kristallen kleurloos doorzichtig behooren te zijn ; dat zijn zij, tengevolge van een klein ijzergehalte, zelden of nooit, wel soms licht geelgrijs doorzichtig, gewoonlijk echter bruin tot zwart, ondoorzichtig. Behalve in kristallen, in afgeronde korrels tusschen grind, en in fijnvezelige aggregaten met concentrischen bouw en druiventrosvormige oppervlakte (Hgd. Holzzinn).

K. komt voor in dunne gangetjes in graniet, glimmerschist en porfyr en is daar langs pneumatolytischen weg gekomen, zooals door de geheele wijze van voorkomen en door vergezellende fluor- en boriumhoudende mineralen, waaronder topaas, toermalijn en fluoriet de belangrijkste zijn, bewezen wordt. Na verweering van K.-bevattende gesteenten wordt het, tengevolge van zijn hoog soortelijk gewicht (± 7,0), gebrek aan splijting en onaantastbaarheid, geconcentreerd. Zoo geraakt het als afgeronde korrels in het grind der valleien. Het is het belangrijkste, bijna het eenige, tinerts.

< >