Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jongleurs

betekenis & definitie

Jongleurs - (Fr.). Kermiskunstenaars, goochelaars, straatmuzikanten, enz., heeten in ’t Lat. j o c u l a r e s of j o c u l a t o r e s, in ’t oud-Fr. j o u g l e u r s ; j o n g l e u r s is een moderne vorm. In de Middeleeuwen, stellig reeds in de 8ste eeuw, veredelden zij hun bedrijf door muziek- en dichtkunst te beoefenen. Zij traden op als voordragers van heldendichten, „fabliaux” en andere werken in de kasteelen van de ridders en vergezelden dezen op hun krijgstochten; later lieten zij zich ook hooren op de jaarmarkten in de steden. — Het woord is in het modern Fr. teruggekeerd tot zijn oorspronkelijke beteekenis, n.l. tot die van kermiskunstenaar, en heeft in ’t bijzonder betrekking op hen, die met ballen, messen, borden, flesschen en dergelijke voorwerpen werken. Dikwijls wordt het woord in fig. zin gebruikt, b.v. in de politiek.

< >