Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Japansche was

betekenis & definitie

Japansche was - noemt men het vet, dat zich ten bedrage van 21—27 % tusschen de vezelige buitenlaag van de vruchten der Rhus succedanea bevindt. In Japan worden de vruchten gemalen, de massa met water uitgekookt en het bovendrijvende vet afgeschept; ook wel gedorscht, gedroogd, zwak geroost, gemalen, in zakken gepakt, gestoomd en dan geperst. Soms wordt daarbij nog tot 10 % Perilla-olie (een sterk drogende olie) toegevoegd, om de afscheiding van het vet te bevorderen. Het vet komt in kleine schijven in den handel, is bleekgeel van kleur, hard, schelpachtig glanzend op de breuk.

De vetzuren bestaan hoofdzakelijk uit palmitinezuur en japanzuur en uit ongeveer 8 % vluchtige vetzuren. Behoort niet tot de wassoorten, zooals men uit den naam zou afleiden, doch tot de vetten. Wordt gebruikt als surrogaat voor bijenwas, en is aanzienlijk goedkooper dan deze. Smeltpunt 42—45° C. Op zich zelf wordt ze trouwens ook dikwijls vervalscht met dierlijk vet en met water. Bij de vervaardiging van pomades wordt veel Japanwas gebezigd; eveneens bij de compositie van allerlei was-deklagen.

< >