Japara - of Djapara 1) afd., regentschap en contrôle-afd. van de res. Semarang, vroeger een afzonderlijke residentie; bevolking uit. 1915 ± 262.000 zielen, waaronder ± 240 Europ. en ongev. 2000 Chin., Arab. en andere vr. Oosterl.
De afd. is bekend door het Djaparasche houtsnijwerk; de meest bedreven vervaardigers daarvan wonen op het particuliere land Soembring, nabij de hoofdpl. Men vindt in deze afd. 3 suikerfabr., 10 erfpachtsondern., 2 part. landerijen en 3 houtvesterijen.
2) distr. van onder 1) genoemde afd.
3) hoofdpl. van de gelijkn. afd. Vroeger een welvarende handelsplaats, thans een vervallen plaats, met een bev. van ± 10.000 zielen, waaronder een 100-tal Europ. en 600 Chin., Arab. en andere vr. Oosterl., met weinig communicatie met de buitenwereld. De belangrijkheid der plaats in de 16de eeuw blijkt wel hieruit, dat in 1513 daar een vloot van 90 schepen met 12.000 man werd uitgerust, die tevergeefs trachtte, de Portugeezen uit Malakka te verdrijven, In den eersten tijd van de O.-I. C. was J. van veel belang, omdat toen over die plaats de betrekkingen der Comp. met Mataram werden onderhouden.
In 1615 vestigden de Nederl. zich er het eerst; al naarmate de verhouding tot Mataram goed of slecht was, werd de vergunning tot vestiging gegeven of weer ingetrokken; omstreeks 1677 werd er een fort gebouwd. Thans is J. geen zeehaven meer. De oude Inl. stad ligt ± 1 uur van zee af, en ’t vroegere eil. Kélor is met den wal één geworden. De roem der stad bestaat thans nog in hoofdzaak in haar inl. industrieën (meubelmaken en houtsnijden).