Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hersenvliesontsteking

betekenis & definitie

Hersenvliesontsteking - Meningitis, door de leeken gewoonlijk hersenontsteking genoemd, elke ontsteking die haar zetel heeft in het weeke hersenvlies. Men onderscheidt verschillende vormen. De etterige ontstaat het meest na oorziekte, ook wel door beleediging van de schedelbeenderen, en verder in aansluiting aan verschillende koortsige ziekten, als roodvonk, typhus, longontsteking. De ziekte wordt veroorzaakt door bacteriën, en wel door de z.g. etterkokken; zij wordt gekenmerkt doordat zich aan het oppervlak der groote hersenhalfronden, tusschen het spinnewebvlies en het weeke hersenvlies, een etterig exsudaat vormt.

De ziekte begint meestal met zware koorts, frequente pols (120-140 slagen in de minuut); de lijders klagen, zoolang zij nog bij kennis zijn, over ondragelijke hoofdpijn en grijpen, indien zij half bewusteloos zijn, gedurig naar het hoofd; in het begin zijn de zieken zeer onrustig, uiterst gevoelig voor geluid en licht en zelfs voor lichte aanraking, zij hebben oorsuizingen, zien vonken en ijlen nu en dan; het hoofd wordt achterover gehouden (nekstijfheid), de blik is starend, angstkreten wisselen af met plotselinge stuipen en braking. Na drie of hoogstens vijf dagen verandert het ziektebeeld; de onrust maakt plaats voor slaapzucht en verdooving, de pupillen verwijden zich, de pols wordt zeer langzaam en onder de teekenen van voortgaande hersenverlamming treedt na weinige dagen de dood in. Genezing komt wel voor, maar niettemin is de etterige h. een hoogst gevaarlijke, meestal doodelijke ziekte. Een rustige slaap en uitbreken van zweet zijn gunstige voorboden. Doch ook bij genezing blijven soms blindheid, doofheid, zwakke geestvermogens en lichaamszwakte achter. — Een epidemisch optredende, doch niet van persoon tot persoon besmettelijke vorm van h. is de epidemische nekstijfheid of nekkramp (cerebrospinaalmeningitis h., Duitsch Genickstarre), een acute, etterige ontsteking van het weeke hersen- en ruggemergsvlies.

Verschijnselen: hooge koorts, hoofdpijn, zwakke pols, oppervlakkige ademhaling, onmacht, trekkende pijnen in spieren en gewrichten, stijfheid der nek- en rugspieren, zoodat het lichaam zich boogvormig kromt en het hoofd zich diep in het kussen boort, lichtschuwheid, ijlen, brakingen, diepe slaapzucht, bewusteloosheid, de dood (soms reeds na 1 of 2 dagen). Bij de lijkopening vindt men de weeke vliezen van hersenen en ruggemerg buitengewoon bloedrijk en geïnfiltreerd met etter. Neemt de ziekte een gunstig verloop, dan vordert de genezing in den regel een geruimen tijd en vaak blijven zwakte, zwakke geestvermogens en stoornissen in gezicht en gehoor achter. De behandeling is ongeveer dezelfde als bij de gewone etterige h.; tegen de pijnen: lauwe baden en morphine-inspuitingen.

Een derde vorm van h. is de tuberculeuse h. (Meningitis tuberculosa s. granulosa), zoo geheeten omdat zij ontstaat door tuberkels, welke zich in het hersenvlies hebben genesteld, soms zonder dat in het lichaam eenig spoor van tuberculose te vinden is. Kinderen worden veelvuldiger aangetast dan volwassenen. Het eerste tijdperk kan weken lang duren; het kind, hoewel te voren opgeruimd en levendig, is dan verdrietig, zeer lastig, eet en slaapt bijna niet en vermagert snel, klaagt gedurig over hoofdpijn en slaakt nu en dan plotseling een oorverscheurenden smartkreet; eindelijk treedt plotseling de acute h. met volle hevigheid in en na eenige dagen treedt onder voortschrijdende hersenverlamming de dood in. Genezing komt uiterst zelden voor. Bij de lijkopening vindt men het weeke hersenvlies bezet met tuberkels, tusschen dat vlies en het spinneragvlies een geel exsudaat, en de hersenholte gevuld met een helder, waterig vocht.

< >