Hersenvaten - Naar de hersenen verloopen aan beide zijden twee slagaderen, namelijk de inwendige halsslagader en de wervelslagader. De eerste komen door het slaapbeen in de schedelholte, de laatste door het achterhoofdsgat. Onder de basis van de hersenen verbinden zich deze vaten zoodanig met elkaar, dat er een vaatring wordt gevormd, de arterieele cirkel van Willisius. Uit dezen vaatcirkel verspreiden dan de takken zich zoowel langs de oppervlakte van de groote hersenen als dat zij aan de basis in de hersenmassa binnendringen.
Een bijzondere plaats nemen de vaatjes in, die de dunne plaatsen van den hersenwand bij den zijventrikel, den derden ventrikel (tusschenhersenen), den vierden ventrikel (ruitvormige hersenen), naar binnen dringen en als plexus choriodeus in de holten der hersenen uitpuilen. Waarschijnlijk zijn deze deelen voor het afscheiden van het vocht, dat in de holten van het zenuwstelsel wordt gevonden, het cerebrospinaalvocht, van belang. De vaatjes, die in de hersenen indringen, zijn z. g. eindvaten, d. w. z. zij hebben zoo goed als geen onderlinge verbindingen. Een gevolg hiervan is, dat als er in zulk een vaatje een embolus komt, dat dan het deel van de hersenen, dat er door verzorgd werd, geheel vernietigd is. (Zie ook HERSENBLOEDING.) De aderen, die uit de hersenen komen, verzamelen zich in groote ruimten in de dura mater of harde hersenvlies, de z.g. hersensinussen. Het bloed uit deze sinussen (zie HERSENVLIEZEN) stroomt ten slotte af naar de groote inwendige halsader, die in de bovenste holle ader uitmondt.