Hendrik (engelse vorsten) - naam van verschill. vorsten van Engeland:
Hendrik I, 3e zoon van Willem den Veroveraar, werd in 1100 na den dood van zijn broer Willem II te Winchester tot koning gekozen. Teneinde de Angelsaksen met de Normandische overheersching te verzoenen, huwde hij met de afstammelinge der Angelsaks. koningen Eadgyth. In strijd geraakt met zijn broer Robert wist hij dezen te verslaan en gevangen te nemen bij Tinchebrai (1106), waardoor ook Normandië onder zijn gezag kwam. De regeering van H. is van belang door de regeling der kerkelijke en der binnenl. zaken. Op kerk. geb. handhaafde hij den vrede met den paus door af te zien van de beleening met ring en staf, terwijl hij er in berustte, dat de bisschopskeuze gedaan zou worden in zijn tegenwoordigheid.
In ’t binnenl. bestuur stelde hij in de Curia Regia, die belast werd met de oplossing van geschillen en de Court of Exchequer belast met ’t beheer der financiën. Commissarissen (justitiari errantes) moesten de inning van belastingen voorbereiden en eventueele klachten in ontvangst nemen. Onder zijn bestuur vestigden zich vele Vlaamsche wevers in South Pembrokeskin. Hij stierf in 1135.
Hendrik II, zoon van H. I’s dochter Mathilda en Geoffrey Plantagenet, werd in 1149 door zijn vader beleend met ’t hertogdom Normandië en na diens dood in 1150 hertog van Anjou. Door zijn huwelijk met Eleanor van Aquitanië (1152) voegde hij ’t land tusschen Loire en Pyreneeën aan zijn gebied toe. Bij het verdrag van Wallingford erkende Stephan van Engeland hem als zijn erfgenaam (1153). In 1154 na den dood van Stephan aanvaardde H. de regeering over Engeland. Naar buiten breidde hij de macht van Engeland uit door de verovering van Cumberland en Northumberland op Schotland en de onderwerping van ’t landschap Leinster in Ierland (1171), waar hij gelegenheid had gekregen zijn gezag te vestigen doordat de vorst van Leinster zijn hulp had ingeroepen. Met de kerk kwam hij in botsing, doordat hij de geest, rechtspraak ondergeschikt wilde maken aan de wereldlijke, ’t appèl op de Curie te Rome wilde verbieden en geen excommunicatie zonder zijn goedkeuring wilde bewilligen, terwijl hij aan geest, verbood zonder zijn toestemming Engeland te verlaten. (Artikelen van Clarendon 1164). Als leider van de geestelijkheid trad op Thomas a Becket, die echter door paus Alexander III niet gesteund werd. Wanneer Thomas vermoord wordt (1170), komt het volk in beroering en is de koning genoodzaakt de Art. van Clarendon in te trekken.
In zijn laatste regeeringsjaren had H. te strijden met zijn zoons, die, gesteund door den Franschen koning, herhaaldelijk tegen hem in verzet kwamen. Onder zijn bestuur verloor de hooge adel aan beteekenis, doordat de Shériff’s niet meer uit hooge edelen gekozen werden. Tusschen de Angelsaksische en de Normandische onderdanen kwam meer en meer toenadering. H. stierf in 1189. Litt. Norgate, England underthe Angevin Kings (2 vol. 1887).
Hendrik III, zoon van Jan zonder Land, volgde zijn vader in 1216 op onder regentschap van Gualo den pauselijken legaat en William graaf van Pembroke, daar hij nog minderjarig was. ’t Gelukte de nieuwe regeering de Franschen, die onder Jan zonder Land vasten voet hadden gekregen in Engeland, te verdrijven. De Magna Charter werd eenigszins gewijzigd, doordat er bepaald werd, dat de koning voor ’t heffen van nieuwe belastingen niet de toestemming van den Great Council noodig had. Krachtig werd er tegen de vreemdelingen, die aan het hoofd van de huurlingen een machtige positie innamen, opgetreden. Hubert de Burgh, die na den dood van William van Pembroke (1219) regent was geworden, ontnam hun de kasteelen, die zij bezaten. Geheel en al veranderde echter de toestand na de meerderjarigheid van den koning (1227). Hubért de Burgh werd afgezet en vervangen door den Poitevin Peter des Roches met wien de heerschappij der vreemdelingen opnieuw begint, welke nog grooter werd na ’t huwelijk van Hendrik met Eleanor van Poitou. Werd hierdoor do ontevredenheid van den adel gewekt, ook de clerus komt tegenover den koning te staan, wanneer deze aan den paus veroorlooft belastingen te heffen van de geestelijken ten behoeve van den strijd tegen Frederik II van Duitschland. Een hongersnood in 1258 doet ’t verzet van de bevolking tot een uitbarsting komen.
Op een bijeenkomst te Oxford (1268) besluit de adel een raad van vijftien in te stellen, die door den koning in bestuurszaken geraadpleegd moet worden. (Provisions of Oxford 1258). De vreemdelingen worden uit ’t land verwijderd. Wanneer er onder den adel verdeeldheid ontstaat, meent de koning hiervan gebruik te kunnen maken en de Provisions of Oxford van nul en geener waarde te verklaren (1261). Geleid door Simon van Montfort komen de edelen in gewapend verzet. Nadat een poging tot bemiddeling van Lodewijk IX van Frankrijk mislukt, trekt Simon tegen den koning op, dien hij verslaat en gevangen neemt bij Lewes (1264).
Simon stelt 3 electoren aan, die bijgestaan door 9 raadslieden en een parlement, waarin ook afgevaardigden van steden zitting hebben, ’t land willen besturen (Mise of Lewes 1265); niet lang bleef echter de rust gehandhaafd. Bij sommige edelen ontstond ontevredenheid over de maatregelen van Simon. Na diens nederlaag en dood bij Eversham (1265) komt de koning weer in ’t bezit van zijn macht. Na in zijn laatste levensjaren de regeering overgelaten te hebben aan zijn zoon Eduard stierf hij in 1272.
Hendrik I V, vóór zijn troonsbestijging hertog van Lancaster, stamde van moederszijde af van den jongsten zoon van Hendrik III. Na verbannen te zijn door koning Richard II, keert hij, gebruik makend van de ontevredenheid der bevolking, aan het .hoofd van een leger terug en noodzaakt Richard afstand te doen van de regeering (1399), waarop hij als H. IV de regeering aanvaardt. Verschillende opstanden worden door hem onderdrukt. In 1405 komt hij in strijd met Frankrijk, welks regent de hertog van Orléans Wales steunt tegen de Engelschen. De troebelen in Frankrijk noopten echter de Franschen, die een inval gedaan hadden, Engeland te ontruimen. Op kerkelijk gebied vervolgde H. de aanhangers van John Wicliff. H. stierf in 1413.—Litt. : J. H. Wylie, History of England under Henry IV.
Hendrik F volgde in 1413 zijn vader Hendrik IV op. Op kerk. geb. volgde hij de politiek van zijn vader. De Lollards werden scherp vervolgd; hun leider Oldcastle werd verbrand (1417). In de buit. pol. volgde hij de voetsporen van Eduard III door den strijd aan te binden met Frankrijk, waartoe de gelegenheid gunstig was, daar dit land geteisterd werd door inwendige twisten (zie FRANKRIJK, HONDERDJ. OORLOG). Reden tot oorlog had Frankrijk niet gegeven, maar do koning hoopte zijn troon door overwinningen te kunnen bevestigen. In 1415 landde hij met een leger bij Harfleur, dat na een heldhaftige verdediging zich moest overgeven. Nadat hij den Franschen een zware nederlaag bij Azincourt had toegebracht, keerde hij naar Engeland terug, waar hij met veel geestdrift werd begroet (1416).
In 1417 deed hij een tweeden inval. Hij maakte zich meester van Caen en was in enkele weken meester van Normandie behalve van Rouaan, dat eerst in 1419 bezet werd. Scheen het alsof de partijschappen in Frankrijk zouden eindigen door de vorderingen van de Engelschen, de moord op Jan zonder Vrees van Bourgondië verstoorde deze hoop. Philips van Bourgondië sloot zich nu bij de Engelschen aan en beloofde bij ’t verdrag van Troycs H. na den dood van Karel VI als koning te zullen erkennen (1420). Met moeite konden de Engelschen zich in ’t veroverde gebied handhaven. In 1421 moest de koning voor de derde maal optrekken, hij maakte zich meester van Meaux en stierf korten tijd daarna in 1422. — Litt.: Kingsford, Henry V (Lond. 1902), Brougham, Hist. of England under the House of Lancaster (Lond. 1861).
Hendrik VI was slechts enkele maanden oud, toen zijn vader H. V stierf. In Engeland werd de hertog van Gloucester regent en in Frankrijk, waar H. na den dood van Karel VI door de Bourgondiërs als koning erkend werd, de hertog van Bedford, na wiens dood in 1435 de zaken voor Eng. minder voorspoedig gingen. De hertog van Bourg. sloot vrede met Karel VII en bestreed voortaan zijn vroegere bondgenooten (zie HONDERDJ. OORLOG). Successievelijk herwonnen de Franschen hun gebied zoodat in 1451 nog alleen Calais in handen van de Engelschen was.
Dit liet niet na zijn terugslag te doen gevoelen in Engeland, waar H. VI in 1442 de regeering aanvaard had, maar deze overliet aan gunstelingen. Hierbij kwam nog, dat H. na ’t jaar 1453 herhaaldelijk wegens krankzinnigheid buiten staat was te regeeren, waardoor de regeering telken male door regenten moest worden waargenomen, hetgeen aanleiding gaf tot strijd (zie ROZENOORLOGEN). In 1461 werd hij van den troon gestooten door Eduard van York, die nu als Eduard IV de regeering aanvaardde. Wel werd H. in 1470 op den troon hersteld, maar reeds in ’t volgend jaar werd hij weer afgezet. Hij werd daarop waarschijnlijk in den Tower op last van Eduard IV omgebracht (1471).
Hendrik VII, een afstammeling van den jongsten zoon van Eduard III, was door de overwinning bij Bosworth, waar koning Richard III gesneuveld was, in ’t bezit gekomen van de Eng. troon (1485). Onder zijn krachtig bestuur bleef de rust gehandhaafd. Opstanden van Lovel (1486), Simnel (1487) en Perkin (1497) werden spoedig bedwongen. De welvaart kon zich dan ook ongestoord ontwikkelen. Onder hem nam de macht van den koning toe, doordat hij invloed kon uitoefenen op de verkiezing van leden van het parlement. Zijn dochter Margaret huwde met Jacob IV van Schotland, waardoor het huis Stuart in de toekomst gerechtigd zou kunnen zijn tot de opvolging. H. stierf in 1509. Litt.: J. Gairdner, Henry VII.
Hendrik VIII volgde in 1509 zijn vader Hendrik VII op. Na in den beginne zich weinig met de staatszaken te hebben ingelaten, meende hij in 1512 van den toestand op het vaste land gebruik te maken om zijn macht ten koste van Frankrijk uit te breiden. In bondgenootschap met Maximiliaan van Duitschland en Ferdinand van Arragon begon hij den oorlog tegen Frankrijk, waarin hij een overwinning behaalde bij Guinegate en de steden Teronanne en Tournay veroverde, maar spoedig tot inzicht kwam, dat Frankrijk zeer sterk was. Hij sloot dan ook in 1614 vrede. Tot 1619 kwam de buit. pol. te berusten bij Wolsey, die er op uit was om den vrede te handhaven. Hij kon echter niet verhinderen, dat H. in 1622 opnieuw den strijd begon tegen Frankrijk. Ook deze oorlog leverde Engeland geen voordeel op. In 1626 kwam de vrede tot stand.
De volgende regeeringsjaren van H. worden gevuld door den strijd van den koning met de kerk. Hoewel H. vroeger reeds er op gestaan had de geestelijken te plaatsen onder zijn jurisdictie (1516), was hij toch niet in conflict gekomen met den paus. Zelfs had hij in geschriften ’t Lutheranisme bestreden (1621). De oorzaak van ’t geschil tusschen hem en de curie lag dan ook niet op geestel. gebied, maar was een uitvloeisel van den wil van den koning zich te laten scheiden van Katharina van Arragon teneinde te kunnen huwen met Anna Boleyn; zelfs wilde hij dit eerste huwelijk onwettig verklaard zien. De curie voldeed niet aan zijn wensch. Hierop verklaarde de koning zich zelf tot hoofd van de kerk (1531) en trachtte hij den paus tot toegevendheid te dwingen door te dreigen de Act of Annates, waarbij den paus de eerste inkomsten van bisdommen werden ontnomen, te ratificeeren (1632). Als de curie ook hierdoor niet gedwongen wordt toe te geven, verklaart de koning, dat appèl bij personen buiten Eng. verboden is, en spreekt hij de scheiding uit. De Act of Annates wordt uitgebreid voor alle geest, goederen (1534). ’t Parl. erkent nu H. als hoofd van de kerk (1535).
Bij de Ten Articles wordt de leer der nu nationale Eng. kerk geregeld (zie ANGLICAANSCHE KERK), terwijl de bijbel vertaald werd (1536). De edelen kreeg hij bij deze regelingen op zijn hand door de opheffing der kloosters, waardoor de goederen van deze instellingen aan hen ten deel vielen. Zoo heeft H. de grondslagen gelegd voor de vestiging van de Angl. kerk, welke door de Six Articles (1639) nog meer in de richting van ’t Luth. werd hervormd. In de verhouding tot Ierland kwam onder H. een wijziging, doordat hij zich door ’t parlement te Dublin den titel van koning van Ierland liet geven (1541), terwijl hij steun zocht bij de Iersche hoofden, ’t Absolute gezag was door de handelingen van den koning gevestigd. Nadat hij in 1544 de opvolging had geregeld voor ’t geval zijn zoon Eduard zonder kinderen kwam te sterven stierf hij in 1647. — Litt. Brewer-Gairdner, The reign of Henry VIII from his accession to the death of Wolsey (1884); W. Busch, England unter den Tudors.