Hendrik (duitse vorsten) - naam van verschillende vorsten van Duitsche landen, o. a.:
Hendrik I van Beieren was een broer van keizer van Otto I en werd door dezen in 944 beleend met ’t hertogd. Beieren. Hij onderscheidde zich in den strijd tegen de Hongaren. In 952 werd zijn gebied uitgebreid met de markgr. Verona en Friaul. Hij stierf in 955.
Hendrik II de Twistzoeker volgde in 955 zijn vader Hendrik I op. Wanneer Otto II hem ’t hert. Zwaben en de Oostmark ontneemt, wil hij in verzet komen, waarop hij gevangen gezet wordt in Ingelheim. ’t Gelukt hem evenwel te ontsnappen, waarop hij den strijd begint. Hij kan zich niet handhaven en moet dan afzien van Karinthië, Verona en Beieren. Na den dood van Otto II (983) krijgt hij Beieren terug en tracht zich meester te maken van ’t regentschap, hetgeen verhinderd wordt door Aartsb.
Willigis van Mainz. H. huldigt dan Otto III en krijgt Beieren terug (985). Hij sterft in 995. Zijn zoon Hendrik volgde op (zie keizer HENDRIK II).
Hendrik Raspe, landgraaf van Thüringen, ging in 1244 over tot de tegenpartij van Frederik II en werd in 1246 op aandrang van den paus door de geestel. vorsten te Veitshöchheim gekozen tot Roomsch koning. Hij slaagde er in Koenraad IV bij Frankfort te verslaan en daardoor aanhangers te winnen onder de wereldl. vorsten. Een inval in Beieren mislukte echter. Het naderen van een Staufisch leger noodzaakte hem ’t beleg van Ulm op te breken. Kort daarop stierf hij (Febr. 1247). (Zie HESSEN, THURINGEN). Litt. A. Rübesamen, Landgraf Heinrich Raspe von Thüringen (1885).
Hendrik Jasomirgott, paltsgraaf aan den Rijn, erfde in 1141 van zijn broer Leopold IV het markgr. Oostenrijk. Gehuwd met Gertrud, de weduwe van Hendrik den Trotsche van Beieren, beleende keizer Koenraad II hem met ’t hertogdom Beieren (1143), dat hij echter in 1156 aan Hendrik den Leeuw moest afstaan, maar werd nu door Frederik I Barbarossa gemaakt tot hertog. Hij maakte Weenen tot zijn residentie. Hij stierf in 1177.
Hendrik de Leeuw, zoon van Hendrik den Trotsche van Beieren, kreeg in 1142 van keizer Koenraad II het hert. Saksen behalve de Noordmark en in 1166 van keizer Frederik Barbarossa het hert. Beieren. Hij trachtte zijn macht in NoordDuitschland uit te breiden, waardoor hij in botsing geraakte met de Noord-Duitsche vorsten. Aan de hierdoor ontstane verwarring kwam een einde, toen keizer Frederik de handhaving van den landsvrede gelastte (1169). Nadat H. deel had genomen aan den kruistocht (1172), geraakte hij in conflict met den keizer, doordat deze van H.’s bloedverwant Welf van Tuscië diens goederen in MiddenItalië en Sardinië kocht. Toen Frederik in 1175 troepen noodig had om Lombardije te onderwerpen en hij aan H. vroeg hem deze te zenden, weigerde H. Nadat de zaken in Italië geregeld waren en de keizer in Duitschland was teruggekeerd, besloot hij tegen H. op te treden. Op de rijksdagen van Worms, Magdeburg, Goslar en Würzburg werd H. ter verantwoording geroepen en na zijn weigering om te verschijnen in den rijksban gedaan (1180).
Ondanks een hardnekkige verdediging was H. genoodzaakt zich over te geven. Van al zijn leenen behield hij alleen de BrunswijkLüneburgsche landen; al ’t overige werd hem ontnomen en verdeeld onder verschillende vorsten (1181). Met de machtspositie van de Welfen was ’t gedaan. H. werd verbannen en vertrok naar Engeland. Na den dood van den keizer keerde H. terug, strafte de stad Bardewick, die hem bij zijn verbanning beleedigd had, en had spoedig een groot deel van zijn gebied heroverd (1189). De omwonende vorsten waren echter niet van zin de Welfische macht hersteld te zien. Zij steunden Hendrik VI, die H. drong tot de overeenkomst van Fulda (1190), waarbij bepaald werd, dat hij zijn beide zoons als gijzelaars zou afstaan en de steden Brunswijk en Lüneburg moest ontmantelen. De vrede was niet van langen duur.
Reeds in ’t volgende jaar, als Hendrik VI échec lijdt in Zuid-Italië, komt H. opnieuw in verzet, waarbij hij gesteund wordt door vele vorsten, die de gelegenheid willen aangrijpen om zich onafhankelijk te maken van het centraal gezag. Als Hendrik VI echter Richard Leeuwenhart, den zwager van H., in handen krijgt en deze bang is door den keizer aan Philips II August uitgeleverd te worden, bewerkt deze H. tot ’t sluiten van den vrede (1194). Een huwelijk tusschen den zoon van H., Hendrik van Brunswijk en Agnes, de nicht van Hendrik VI, bezegelt de verzoening. In ’t volgend jaar (1195) stierf Hendrik de Leeuw. Zijn grafteeken vindt men in den Sint-Blasiusdom te Brunswijk, die door hem gesticht was.
De afbeelding van hem en zijn vrouw Mechtild behooren tot de beste voorbeelden van de ontwikkeling der kunst in Noord-Duitschland. Litt. : M. Philippson, Gesch. Heinrich des Löwen, enz., 2 Bd. (1867); 0. v. Heinemann, Zur Katastrophe Heinrichs des Löwen (Braunschw. Magazin 1).