Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hemsterhuis (tiberius)

betekenis & definitie

Hemsterhuis (tiberius) - Nederl. philoloog, 1685—1766, studeerde te Groningen en Leiden en werd in 1704 professor in de wiskunde en philosophie aan het Athenaeum te Amsterdam, 1720 professor in de Grieksche taal te Franeker, 1740 in de Grieksche taal en de geschiedenis te Leiden. H. gaf aan de in verval geraakte studie van het Grieksch het eerst een wetenschappelijken grondslag en werd de stichter der HoIIandsche hellenistenschool, waaruit Ruhnken, Valckenaer e. a. voortkwamen. Zijn voornaamste werken zijn : Pollucis Onomasticum (met Lederlin, Amst. 1706, 2 dln.) ; Luciani colloquia selecta et Timon, Cebetis tabula, Menandri sententiae morales (ald. 1708, 1732, Bazel 1777) ; Aristophanis Plutus (Harlingen 1744 ; vermeerderde uitgave van Schäfer, Leipzig 1811).

Bovendien leverde hij aanteekeningen op den Hesychius van Alberti (Leiden 1746—66), den Callimachus van Ernesti (ald. 1761), den Propertius van Burman (Utr. 1780) e. a. Uit zijn nalatenschap werd door Geel uitgegeven : Anecdota Hemsterhusiana (Leiden 1825) en door Friedemann : Orationes et Epistolae (2de dr., Weilburg 1839)-. Vgl. Ruhnken, Elogium Hemsterhusii (Leidën 1768 en meermalen).

< >