Hellenist - (in het N. T.), geenszins te verwarren met Helleen of Griek. De Statenvertaling geeft het dan ook weer door het adject. Grieksch(en). Het duidt Joden aan, die het Hebreeuwsch (Arameesch) in den vreemde hebben afgelegd en zich bij voorkeur van het Grieksch bedienen in onderscheiding met de Hebreeën (Hand. 6:1,9: 29).
In Hand. 11: 20 is er een variant. De Statenvert. denkt aan H., denkelijk moet men hier echter heidensche Grieken veronderstellen. De H. behield dien naam ook, als hij van Jood Christen werd. — Tegenwoordig verstaat men onder H. (of Graecisten) de geleerden, die bijzondere studie maken van de Grieksche taal en oudheidkunde, en in de bouwkunst de voorstanders van het z.g. Hellenisme.