Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hamilton

betekenis & definitie

Hamilton - 1) welvarende stad in het graafschap Lanark, Z.-Schotland, schilderachtig gelegen bij de monding van de Avon in de Clyde; 35.000 inw.; zeer gezocht als zomerverblijf; de vroeger zoo belangrijke lakenindustrie heeft plaats gemaakt voor minder beteekenende wol-, ijzer- en machineïndustrie. — 2) havenstad in den staat Ontario, Z. O.-Canada, aan den W. hoek van het Ontario Meer, aan de spoorlijn Montreal-Chicago; 55.000 inw.; fabrieks- en handelsstad met groote spoorwegwerkplaatsen. — 3) stad in den staat Ohio, in ’t N.O. van de Ver. St., 35 K.M. ten N. van Cincinnati aan de Miami, zijriv. van de Ohio; 25.000 inw.; ijzer- en machineïndustrie; papier- en wolfabrieken.

4) John, OSB, R.K. aartsbisschop van St. Andrews, geb. in 1511, overl. in 1571 te Stirling, studeerde te Glasgow en te Parijs, keerde na het ontvangen van zijn wijdingen in 1543 naar Schotland terug. In 1545 bisschop van Dunkeld, in 1546 aartsbisschop van St. Andrews, bestreed hij met kracht het protestantisme, hield verschillende synoden en gaf uit Hamilton Catechisme. Hij doopte in 1566 prins James, den lateren James VI (Jacobus VI), verklaarde in 1567 het huwelijk van Bothwell met Lady Gordon voor nietig, en werd als aanhanger van Maria Stuart in 1571 ter dood gebracht.
5) Patrik, de eerste prediker en bloedgetuige v. h. Protestantisme in Schotland, werd geb. 1504, studeerde te St. Andrews scholastieke theologie, verkreeg 1527 de priesterwijding. Zich tot de Luth. leer keerende, leerde hij Luther en Melanchthon te Wittenberg kennen, sloot zich te Marburg bijzonder sterk aan bij Lambert uit Avignon, keerde na 1527 naar Schotland terug. In een disputatie met den Dominikaan Campbel zette H. de rechtvaardiging uit het geloof uiteen, werd dientengevolge 1528 verbrand. Vlg. Lorimer, Patrick Hamilton, the first preacher and martyr of the Scottish reformation (Edinb. 1857).
6) Sir William, Engelsch wijsgeer, 1788-1856, professor te Edinburgh, eerst in de geschiedenis, later in de Logika en Metafysika, beïnvloed door de Schotsche school (Reid) en door Kant. Hoewel den nadruk leggend op de relativiteit onzer kennis, en tegenover Schellings idealistische speculaties volhoudend dat het absolute voor ons onkenbaar is, bestrijdt hij toch alle skepticisme. Een oorspronkelijk bewustzijns-feit is onze overtuiging van de existentie (realiteit) van ons Ik en de buitenwereld. Alle psychisch doorleven is tegelijk actief en passief, alleen is nu het eene, dan weer het andere overwegend. In de Logika is H. bekend door zijn leer der „quantificatie van het praedikaat”, waarin niet alleen de omvang, de sfeer van het Subject, maar ook van het Praedikaat wordt in aanmerking genomen.

H.’s filosofie, die in Engeland grooten invloed oefende, werd gecritiseerd door J. Stuart Mill in diens bekende werk: Examination of Sir W. H.’s Philosophy (1865). Van zijn geschriften zijn de bekendste: Discussions on Philosophy and Litt., 3e ed. 1866; Lectures on Metaphysics and Logic, 1865. Ook bezorgde hij een uitgave van Reids werken (2 dln. 1856), met goede aanteekeningen. Vgl. Veitch, Sir W. H. the man and his philosophy, 1883.

7) Sir William Rowan, 1805-1865, Engelsch (Iersch) wisk.- en sterrekundige, bekend als uitvinder der quaternionen (Lectures on Quaternions, Elements of Quaternions) en door zijn onderzoekingen in de leer der (stralen)congruenties en in de meetkunde van den driehoek. In de laatste luidt de stelling van Hamilton, dat de negenpuntscirkel van Feuerbach raakt aan alle 12 in- en aangeschreven cirkels van de driehoeken, die het hoogtepunt met de hoekpunten vormt. In de analysis situs luidt het probleem van Hamilton: alle hoekpunten van een (regelmatig) twaalfvlak door een gesloten weg langs de ribben te verbinden (zonder een hoekpunt tweemaal te passeeren). In de groepentheorie heet „groep van Hamilton” een groep, waarvan alle ondergroepen invariant zijn. In de theoretische werktuigkunde heeft H. het principe der „varieerende werking” ingevoerd (een uitbreiding van het principe der „kleinste werking”), dat de bewegingstoestand van een punt bepaalt door te eischen, dat de variatie van de tijdsintegraal van het totale arbeidsvermogen nul is; uit dit principe volgen de differentiaalvergelijkingen van Hamilton. Als natuurkundige is H. bekend door zijn onderzoekingen omtrent de theorie van het licht.

< >