Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Halmael

betekenis & definitie

Halmael - 1) Arent van, Nederl. letterkundige, geb. 1788 te Amsterdam, studeerde aan het athenaeum aldaar en aan de hoogeschool te Leiden in de reehten, promoveerde in 1810, volgde in 1815 Bilderdijk op als auditeur-militair, ging in 1816 in gelijke hoedanigheid naar Leeuwarden, en overl. aldaar 1850. Hij schreef verschillende tooneelwerken, aanvankelijk klassieke treurspelen als Gerard van Velzen (1815). Reinier en Willem van Oldenbarnevelt (1828), Peter de Groote (1834), meer romantisch zijn: Mathilde en Struensee (1837), De Twist om Bolsward en Friesland in 1498 (1841).

Blijspelen: De Dwaling van den Dag (1844), Henri Picard, of de Nederl. Zanger te Parijs (1846). Historische werken: Geschiedenis van de onlusten tusschen de Schieringers en Vetkoopers (1824), Wetenswaardigheden uit de geschiedenis van Noord-Holland (1844), Stamboek van den Frieschen vroegeren en lateren adel (1847) met H. van Wijn en B. A. Plemper van Balen.

2) Hendrik van, Nederl. letterkundige, geb. 1654, overl. te Amsterdam vóór 1720; hij schreef veel tooneelstukken, waarin hij onder invloed staat van Breero en Asselijn, zonder zijn voorbeelden te evenaren. Van zijn stukken noemen wij: De geveinsde kwaaker (1708), De gestrafte Pasquyn (1713), De Fijne bedriegerijen ontdekt (1713), De Prins van Platte Marry (1713), De bedrieger erfgenaam bedrogen (1714), Overdaad en gierigheid (zinnespel, 1714). Ook trachtte hij verschillende stukken van Plautus en Terentius te verhollandschen b.v. D'ongelijke Broeders (naar de Adelphi 1709), De herstelde Zoon (naar de Mostellaria, 1711), De edelmoedige vrinden (naar den Trinummus, 1711). Heel veel waarde hebben deze pogingen niet.

< >