Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Galicië

betekenis & definitie

Galicië - landschap in ’t N.W. van Spanje met den titel van koninkrijk, en bestaande uit de prov. Coruña, Luga, Orense en Pontevreda, groot 29.154 K.M.2, met 2.080.000 inw. In het O. is het door het hier naar het Z.W. ombuigende Cantabrische geb. begrensd (Peña de Cuifia 2004 M.). Het overige G. behoort tot de Spaansche Meseta. Ten gevolge der riviererosie is het oorspronkelijke plateau hier echter in een labyrinth van bergketens en heuvels, dalen en kloven opgelost (Siërra de Queija 1780 M.). De kust is een opeenvolging van diep ingesneden baaien (ria’s), waarin de lengtedalen uitloopen, gescheiden door rotsachtige schiereilanden.

G. heeft voldoenden neerslag in alle jaargetijden (Santiago, 1652 m.M.), verder zachte winters en koele zomers, en daardoor een rijken plantengroei van woud en weiden van Midden-Europ. karakter, ofschoon in de beuken- en eikenbosschen ook zuidelijker gewassen als kastanjes, laurier, vijgeboomen, enz. voorkomen.
G. is een der dichtstbevolkte deelen van Spanje (71 per K.M.2). De Galiciërs (Gallegos), wier dialect met het Portugeesch verwant is, zijn arbeidzaam en eerlijk. Ze verhuren zich door het geheele schiereiland vaak als landarbeiders, karrenvoerders, enz. Een groot gedeelte van het land is bebouwd (tarwe, maïs, wijn en ooft). Daarnaast veeteelt: rundvee en eieren worden naar Engeland uitgevoerd en zijdeteelt. In het bergland ook schapenteelt, langs de kust zeevisscherij (o.a. op sardines); gezouten visch wordt uitgevoerd. G. is ook rijk aan mineralen: ijzer, tin, lood, wolfram en wat goud.

De voornaamste plaatsen zijn de havens Coruña, Vigo, Ferrol, Pontevedra; in het binnenland liggen Santiago, La Estrada en Lugo.

< >