Evangelisch - wordt in verschillende landen in verschillenden zin gebezigd. In Duitschland beteekent het in ’t algemeen Protestantsch (tegenover Katholisch). Het woord kwam in gebruik sedert Luther door den pauselijken ban werd getroffen (1519). L. zelf was van het woord Luthersch afkeerig.
Hij wilde enkel „naar Christus heeten, wiens leer wij hebben. Deze leer van Christus is het Evangelie” (1521). Later traden, ook doordat de R. K. het woord e. voor zich opeischten, de woorden Protestantsch, Luthersch vanaf de Augsburgsche geloofsbelijdenis, op den voorgrond. Waar, zooals in de Pruisische StaatsKerk, de Prot. Kerken vereenigd werden (begin 19e eeuw), beteekent e. geünieerd, algemeenProtestantsch, niet uitgesproken confessioneel. — In Engeland is e. (Evangelical) de naam van een richting in de Staatskerk sedert het einde der 18e eeuw, die, in navolging van het Methodisme den nadruk legt op een persoonlijk toegewijd Christendom, nauw verbonden met den persoon van Christus, het Evangelie, den Bijbel, de oud-Christelijke Kerk en de centrale leerstellingen der Hervorming. Dus levende, praktische orthodoxie: John Newton overl. 1807. Vele eminente niet-theologen: W. Wilberforce, Shaftesbury, Gladstone. Allengs is de beweging onder Amerikaanschen invloed nadruk gaan leggen op bijzondere geestelijke opwekkingen (revivals).
Het middelpunt wordt gevormd door de jaarlijksche samenkomsten te Keswick (sedert 1876). Orgaan :„The Life of Faith”. De Evangelical Party of het Evangelicalisme houdt het midden tusschen hen, die op een praktisch, ruim, ondogmatisch Christendom (Broad Church) en hen, die op kerkelijke vormen en instellingen (High Church, Ritualism) den nadruk leggen. Ook buiten de Staatskerk heeft de beweging zich doen gelden, evenals in Schotland en Amerika. Verwant in de z.g. Réveil in Frankrijk, Zwitserland en Nederland, en de z. g. Erweckung in Duitschland. — In Nederland is e. de naam voor eene religieuze, kerkelijke en theologische richting, die uitgaande van eenige theologische hoogleeraren te Groningen, P. Hofstede de Groot e.a.,zich sedert het tweede kwartaal der 19e eeuw heeft doen gelden. Men sprak daarom eerst vooral van Groninger richting en school. Zij wilden den al-ouden, z.g. specifiek-Nederlandschen vorm van Protestantisme vertegenwoordigen en beriepen zich, tegenover de kerkleer en den bijbel in zijn geheel op het Evangelie: den persoon en de prediking van Jezus. Later, vooral toen het onmiddellijke verband met de Groninger hoogleeraren verloren ging, trad de naam e. op den voorgrond, die nu de alleen gebruikelijke is voor de richting, die het midden wil houden tusschen orthodoxie en modernisme.
De e. richting legt den nadruk op het vaderschap (niet het Koningschap) van God, op den persoon (niet, op het werk) van Jezus, op de opvoeding (niet de verzoening) van mensen en menschheid door God. Zij verzet zich tegen de kerkelijke leerstukken van triniteit, praedestinatie, satisfactie. — De e. richting is langzamerhand naar rechts en vooral naar links vervloeid, ook in verband met de wijziging van wat orthodox en modern genoemd wordt. Zij heeft kerkelijk en theologisch thans niet veel invloed. Toch vindt zij in den laatsten tijd nieuwen steun bij een aantal jongeren, die zich niet langer orthodox willen noemen, zonder zich daarom tot de modernen te rekenen, en bij wie het christologische bestanddeel in prediking en geloofsleer op den voorgrond staat. Orgaan: Nieuw E. Tijdschr. o. red. van C. J. Bartels, M. Beversluis, P. de Buck, R. H. Drijber, C. F. M. Deeleman, A. de Jonge (voortzetting, sedert 1915, van het ev. tijdschr. onder red. v. Prof. Dr. M. A. Gooszen); Ev.
Zondagsblad, o. red. v. em. pred. R. H. Drijber— Dr. J. H. Gunning, J. Hzn., Het Prot. Vaderland; W. F. K. Klinkenberg, De evang. Richting (Kerk en secte 1, 2.)