Enschedé (jan willem) - oud-bibliothecaris van de Stadsbibliotheek te Haarlem, half-broeder van mr. Johannes en mr. Charles E., geb. te Haarlem 1865, brak zijne academische studie te Leiden bij den aanvang af, werkte onder mr. A. J. Enschedé op het archief en de bibliotheek der gemeente en volgde dezen als bibliothecaris in 1896 op, in welk ambt, dat hij met buitengewonen ijver, doch slechts tot 1901 vervulde, zijne nieuwere inzichten een grooten hervormenden invloed op de bibliotheek hadden.
Sinds 1905 woont hij ambteloos in Amsterdam, voortdurend onderzoekingen doende op het gebied van het boekwezen (bijzonder de theorie der moderne Nederlandsche boekdrukkunst) en van de muziekwetenschap, (inzonderheid de internationale orgelbouw-techniek, de Nederl. Volks- en Kerkliederen en de Ned. Muziekbibliografie). In boekvorm gaf hij o.a. uit Geschiedkundig overzicht van het Nederduitsch hervormd Kerkgezang (1900), (als aanhangsel in H. H. Barger’s „Ons Kerkboek”); A. C Kruseman(2 dl. 1902), een waardige aanvulling, van de „Bouwstoffen” van dezen; de St. Bavo of Groote Kerk te Haarlem, 16 lichtbeelden met tekst(1903); de Grassetletter, mededeelingen over boekkunst, (1904, niet in den handel); Ned. Musicalia, alphab. titellijst (1908/9); terwijl hij verscheidene tijdschriften met belangrijke artikelen en mededeelingen verrijkte; o.a. ,,Oud-Holland” met de Melodie van het Wilhelmus (1894); het Tijdschrift van Noordned. muziekgeschiedenis met de Wilhelmusmelodie in den Gedenckklanc van Valerius (1897); Is Marnix de dichter van het Wilhelmus? (1904); Over Marschen en marschmuziek in het Ned. leger der 18e eeuw (1906); „Het Boek” met Een nieuw procédé voor Couranten-illustratie (1910); Joh. Enschede in 1780 (1914); „Onze Eeuw” met Het ontstaan van het Wien Neerlandsch Bloed (1916) en „Amstelodamum” met Nicolaas de Roever (1918).
