Eggleston

betekenis & definitie

Eggleston - (Edward), Noord-Amerikaansch schrijver, geb. 1837 te Vevay (Indiana), overl. te New-York, 1902, was van 1857—’66 predikant bij de methodisten in Indiana en Minnesota, daarna redacteur van couranten te Chicago en New-York, stichtte 1874 te Brooklyn een zelfstandig, dogma-vrij, vooral voor philanthropischen arbeid bestemd kerkgenootschap, de Church of Christian Endeavour (Christelijke Bemoeiing), waarin hij tot 1879 met veel succes arbeidde; ziekelijkheid dwong hem toen dit werk neer te leggen. Hij geeft voornamelijk schetsen uit ’t leven in West-Amerika in The hoosier schoolmaster (1871); vertellingen, die in ’t Fransch, Duitsch en Deensch werden vertaald; The end of the world (1872); Mystery of Metropolisville (1873); The circuit rider (1874); Roxy (1878); The faith doctor (1891); The hoosier Schoolboy (1883); The Graysons (1888) en Duffels (1893). Op ’t laatst van zijn leven begon hij een History of Life in the United States, waarvan slechts twee deelen voltooid werden: The beginners of a nation (1896) en The transit of civilization (1900).