Dordogne - 1) rivier in Frankrijk, ontspringt op den Puy de Saucy en verzamelt talrijke bronrivieren, die het vulkanisch gebied van den Mont Dore en den Cantal afwateren, o. a. de Rhue, en vereenigt zich bij Bourg met de Garonne tot Gironde. Van den mond der Rhue tot dien der Maronne stroomt de D. door het kristallijne gebergte van het Westelijk Centraal-massief in een nauwe, woeste kloof, tusschen 150—250 M. hooge, steile bergwanden. In het kalkgebied wordt het dal breeder, maar blijft tot Lalinde nog zeer schilderachtig. De bodem van het benedendal is zeer vruchtbaar.
De D. krijgt haar voornaamste zijrivieren uit het N.O., n.l. de Vézère en de Isle (met de Dronne). De rivier is 490 K.M. lang en, bij haar vereeniging met de Garonne, 1200 M. breed. Zij is tot Souillac (300 K. M. opwaarts) bevaarbaar. Zeeschepen kunnen met behulp van den vloed tot Libourne komen. — 2) dep. van Frankrijk, 9224 K.M.2, 437.000 inw.; hoofdplaats is Périgueux. Het omvat in hoofdzaak het oude landschap Périgord en deelen van Saintogne, Limousin en Angoumois. In het N. vindt men een strook van het granietgebergte van Limousin; het grootste gedeelte behoort tot het jura-kalk plateau, dat het Centraal-massief van het Garonnebekken scheidt. Het plateau is over het algemeen niet vruchtbaar; soms vindt men bijna naakte krijtkalk-velden, elders zandvlakten met heide bedekt, maar ook dichte eikenbosschen op leembodem, en in ’t Z. (Ie Périgord noir) donkere dennenbosschen. De voornaamste rivier is de Dordogne.
De betrekkelijk dunne bevolking (47 per K.M.2), die nog steeds afneemt, leeft in hoofdzaak van landbouw en veeteelt. Verbouwd worden tarwe en kastanjes, in de dalen wijn (vooral witte wijnen). Verder ooft, tabak en uien. De in het wild groeiende truffels van Périgord zijn beroemd. De veeteelt levert vooral varkens, schapen en runderen. Voor het verkeer gebruikt men veel ezels. Aan mineralen komen wat ijzer en marmer voor; aan de O.-grens ligt een klein steenkolenveld. Périgueux heeft een vrij aanzienlijke metaalindustrie.