Dorde-arrest, - beslag onder derden. Dit beslag kan van executorialen (artt. 475—479 Rv.) of van conservatoren aard (artt. 735—757 Rv.) zijn. Het kan gelden roerend goed, dat de derde van den schuldenaar onder zich heeft, of eene ' schuld, welke hij aan dezen heeft te voldoen. Volgens den Hoogen Raad (arr. 17 Jan. 1902, W. 7710) is niet noodig, dat die schuld reeds opeischbaar is.
Terwijl voor het exec.-beslag een exec.-titel vereischt is, kan conserv. derde-arrest zelfs zonder eenig schriftelijk bewijs worden gelegd. Mist echter de schuldeischer elk schriftelijk bescheid, zoo heeft hij voorafgaand verlof van den president der rechtbank noodig (735 Rv.). — De derde moet eene verklaring afleggen van hetgeen hij van den schuldenaar onder zich heeft of aan dezen schuldig is (741,479 Rv.). Hij kan worden verplicht die onder eede te bevestigen (749 Rv.). Over de juistheid dier verklaring kan worden geprocedeerd. Nadat is vastgesteld, wat de derde schuldig is of onder zich heeft, wordt hij door den rechter veroordeeld in het eerste geval tot betaling daaruit aan den beslaglegger van het bedrag, waarop deze recht heeft, in het tweede tot afgifte dier goederen, opdat deze door den beslaglegger tot verhaal zijner vordering executoriaal worden verkocht (750—752 Rv.).