Doopwater - 1) In de R. K. kerk het gewijde water, dat gebruikt wordt bij de toediening van het H. Doopsel; de plechtige wijding van het d. geschiedt tweemaal in ’t jaar, n.l. Zaterdag vóór Paschen en Pinksteren.
2) De Prot. kerk is over het algemeen afkeerig gebleven van de wijding van d., welke in de Grieksche en Roomsche kerk gebruikelijk was. Wel heeft Luther in zijn Predigten von der heil. Taufe (1535) nog een magische gedachte van het water „das mit Gottes Namen durchzuckert ist” en spreken eenige van zijn volgelingen uit, dat het d. met Christus bloed is verbonden. Zoo vermeldt ook J.H. Gunning J.H.zn., Onze Eeredienst, 1890, bl. 100, een enkele uitzondering in de „Directory”. Denkelijk staan die uitzonderingen onder Roomsche nawerking en onder invloed van een bepaalde uitlegging van Ef. 5:26, waar echter, in aanmerking genomen Paulus’ afkeer van het magische, zal vertaald moeten worden: om haar te heiligen door haar op zijn bevel te doen reinigen met het waterbad. Op het zendingsterrein bemerkt men telkens weer, dat de inlanders geheimzinnige voorliefde hebben voor een rest van het d. en het „Christenwater” als medicament trachten te bezigen, wat de zendelingen te keer gaan.