Dijk (jan van — mzn.) - geb. 1830, overl. 1909, predikant van de Ned. Herv. zendingsgemeente en directeur van de vereeniging tot bevordering van inwendige zending te Doetinchem. Hij was aanvankelijk in den handel werkzaam te Franeker, ging in 1866 over van de Ned. Herv.
tot de Chr. Geref. gemeente, studeerde voor predikant, tot welk ambt hij werd toegelaten in 1862 volgens art. 8 der Dordtsche kerkorde. In 1862 werd hij predikant te Doetinchem, waar het bleek, dat hij in zijn hart niet bij de afscheiding behoorde. Hij liet gezangen zingen en droeg een gansch anderen stempel. Hij leefde in den dampkring van de Evangelische Alliantie. Na de alliantie van 1867 te Amsterdam wilde hij de Ned.Herv. kerk tot een zegen zijn en begon met jongelingen voor het Doetinchemsch gymnasium onder zijn leiding te nemen. Hij scheidde zich met zijn gemeente van de Geref. kerken af en stichtte de Ned. Herv. zendingsgemeente in 1869.
Twee jaren vroeger had hij opgericht de Vereeniging tot bevordering van inwend. zending, bedoelende de opleiding tot predikanten. Thans zijn honderden jonge mannen daar opgeleid voor het predikambt in de Ned. Herv. kerk. Het groote gebouw Ruimzicht in 1868 opgericht, moest in 1872 en 1885 vergroot worden en biedt thans ruimte voor 100 personen. Men heeft de karaktervolle figuur van v. D., den vader der Doetinchemsche stichtingen, wel genoemd den Oberlin uit den Achterhoek. Vgl. G. A. Wumkes, Gedenkboek, 1917.