Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Denifle

betekenis & definitie

Denifle - (Heinrich Suso), Dominicaan, Generaal-definitor van zijn orde, onder-archivaris van den H. Stoel, geb. 1844 te Imst (Tirol), gest. te München 1905, op reis naar Cambridge voor de promotie tot eere-doctor aan de univers. aldaar. Rijk van aanleg doorliep hij als koorknaap van het Cassianeum te Brixen het gymnasium aldaar, trad 1861 te Graz in de orde der Dominicanen en werd 1866 priester gewijd. Meer dan 13 jaar werkte hij te Graz als prediker, biechtvader, en (sinds 1876) als professor, verdiepte zich in de groote theologen van zijn orde, vooral den H. Thomas van Aquino. Met zijn zeldzaam scherpzinnigen blik ontdekte hij de vele fijne draden, die geslingerd liggen tusschen de Latijnsche scholastiek en de latere Duitsche mystiek, waaruit hij met voorliefde zijn ascese putte; baanbrekende werken op dit gebied hebben zijn naam ’t eerst beroemd gemaakt, vooral zijn keurige bloemlezing „Aus deutschen Mystikern und Gottesfreunden des 14 Jahrhunderts,” genaamd Das geistliche Leben (5e druk 1904 te Graz).

In 1880 werd hij als Generaal-assistent naar Rome geroepen, nam vooreerst deel aan de door Paus Leo XIII op touw gezette Thomas-uitgave; op zijn kennismaking met kardinaal Hergenröther volgde in 1883 de beroeping in het Vaticaansche archief en werd hij tegelijk consultor van het college der kardinalen voor historische studie. Met den reuzeninhoud van het Vaticaansche archief maakte hij zich zoo gauw vertrouwd, dat hij aan talrijke vorschers belangrijke inlichtingen kon geven. Van de werkzaamheden van zijn nieuw ambt verschenen Die päpstl. Registerbände des 13 Jahrh. (1886) en de voortreffelijke inleiding in de pauselijke diplomatiek van de Middeneeuwen Specimina Palaeographica Regest. Rom. Pontif. (1888). Intusschen had D. met pater Ehrle S. J. een publicatieorgaan bezorgd voor kerkhistorische studiën: Archif für Literatur und Kirchengeschichte des Mittelalters (hiervan verschenen 7 deelen, 1885—1900) en had hij zijn studiën over de bedelorden aan de universiteit Parijs uitgewerkt tot een grondige geschiedenis van de universiteiten in de Middeneeuwen tot het jaar 1400: Die Universitäten des M. A. bis 1400 (1885; een werk dat onvoltooid bleef). Van nu af hield de geschiedenis van de universiteit Parijs den onvermoeiden werker tot het einde zijns levens gebonden.

Bij zijn studiën over het kerkelijk leven was zijn oog gevallen op den tijd van het diepste verval, waarvan hem als repraesentant Luther verscheen. Zoo trad in het licht zijn laatste, en voornaamste levensarbeid, in vele voorbereidingsjaren tot breede ontwikkeling gekomen Luther und Luthertum (1ste deel, 1904, te Mainz; de eerste uitgave was na vier weken geheel uitverkocht; van de 2e uitg. gaf D. zelf nog de eerste helft uit; verder werd deze uitgave met 2 „Ergänzungsbände” door A. M. Weiss, Dominicaan (1904—1906), die ook in 1909 het tweede deel uitgaf, een belangrijke bijdrage voor de bestudeering van Luther). Nog in 1904 gaf D. als antwoord aan Harnack en Seeburg uit: Luther in rationalistischer und christlicher Beleuchtung. Pater D. was een energiek en strijdbaar, vooral eerlijk karakter, een geleerde, met vasten, veelomvattenden blik, een werker van imponeerende kracht; de faam zijner onderzoekingen openbaarde zich in de wetenschappelijke hulde van forsch bestreden tegenstanders. Hij bezat het eerelidmaatschap der Akademie van wetenschappen te Berlijn, Göttingen, Praag, Weenen, Parijs; de eere-doktoraten der universiteiten van Munster, Innsbruck, Cambridge. Hij was ridder in het Fransche Legioen van eer en van den K. K. Orden der eisernen Krone, enz.

< >