Debraux (Paul Emile), Fr. liederdichter (chansonnier), geb. te Ancerville (Meuse), in 1796, kreeg in 1816 een aanstelling aan de bibliotheek der medische faculteit te Parijs, begon zich echter weinig later geheel aan de letteren te wijden. Van zijn liedjes zijn het meest bekend: La Colonne, Le prince Eugène, La veuve du soldat, Marengo, Le Mont Saint-Jean, Fanfan la Tulipe, T’en souviens-tu? ook vervaardigde hij potpourris in Desaugiers’ trant, als Le cheval de Caligula, Le carabin, en gedichten als: Lutèce, een lofdicht op Parijs, en II est un Dieu. Aan de Juli-revolutie, die hij in zijn werk Les Barricades schildert, nam hij een levendig aandeel. In zijn gedichten hekelt en bestrijdt hij de Restauratie; overigens bezingt hij den wijn, de liefde en het landleven.
De vorm van zijn „chansons”, die voor het volk bestemd waren, is minder verzorgd dan die van Béranger’s liedjes, die vooral door de „bourgeoisie” genoten en bewonderd werden. Hij overleed in 1831 te Parijs. Zijn Chansons complètes werden 1837 in 3 dln. uitgegeven.