Davis (jefferson) - Amerik. staatsman, geb. in den staat Kentucky 1808, overl. 1889 te NewOrleans, zoon van een planter, bezocht de militaire academie te Westpoint, onderscheidde zich in de Indianen-oorlogen tegen Black-Hawk, 1831—’33, verliet in ’35 den dienst, vestigde zich in den staat Mississippi als katoenplanter en maakte ijverig studie van politieke en oeconomische vraagstukken. Na 10 jaar werd hij als welsprekend democraat door genoemden staat naar het congres der Vereenigde Staten afgevaardigd; was van 1847—’51 lid van den senaat en opnieuw van 1857—’61. Als minister van oorlog onder Pierce had hij van 1852—’56 een machtigen invloed op dezen president; hij vergrootte en hervormde het leger; zorgde voor meer en beter wapens en munitie; versterkte de verdediging van kust- en landgrenzen; voerde kameelen in als lastdieren voor de woestijnen van het Westen, en zond expedities uit tot onderzoek naar den besten weg voor den Pacificspoorweg. Na het aftreden van Pierce liet D. zich weder in den Senaat kiezen en werd een der ijverigste strijders voor het behoud der slavernij en voor de scheiding der Zuidelijke van de Noordelijke Staten; hij nam deel aan het congres van Montgomery (zie VEREENIGDE STATEN), dat hem (1861) voor 6 jaar tot president der z.g. Geconfedereerde Staten (Zuid-Carolina, Mississipi, Florida, Alabama, Louisiana en Georgiaverkoos met Richmond tot zetel.
Als zoodanig vervulde hij in den burgeroorlog (1861—’65) een zeer belangrijke rol: hij vaardigde een verbod tot uitvoer van katoen uit, om daardoor Engeland en Frankrijk te dwingen tot erkenning van de confederatie; als generaal-majoor (sinds ‘61) zorgde hij voor een vlugge uitrusting van het leger; vol vertrouwen op zijn militaire talenten, greep hij herhaaldelijk in het militair beleid in; op het einde van genoemden oorlog echter kreeg Lee bijna onbeperkte macht. D.’s regeering was autocratisch en despotisch; het congres kwam zelden tegen zijn beschikkingen in verzet; zijn menschenkennis was zeer gering; de financiën waren van den aanvang af in een toestand van de grootste verwarring; maar hoe reddeloos die ook werd, D. wilde van geen verdrag weten, tenzij de confederatie door de Noordelijken werd erkend. D.’s populariteit begon te tanen en in ’65 werd hij als president voor het congres geschorst en generaal Lee tot dictator uitgeroepen. Toen Richmond gecapituleerd had en de zaak der Zuidelijken verloren was, maakte D. zich uit de voeten, werd echter in Georgia in hechtenis genomen en op het fort Monroe in Virginië gevangen gezet, niet alleen van verraad, maar ook van medeplichtigheid aan den moord op Lincoln beschuldigd. Zijn zaak, herhaaldelijk uitgesteld, werd ten slotte het bondsgerechtshof te Washington in handen gegeven, dat hem buiten vervolging stelde; na het afkondigen der algemeene amnestie, 25 Dec. 1868, bezocht hij Europa en leefde verder teruggetrokken, arbeidende aan zijn The Rise and Fall of Confederativ Government (1881), waarin hij zijn bestuur trachtte te verdedigen. Ook schreef hij Short History of the Confederate States of America (1890).