Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Cupressus

betekenis & definitie

Cupressus - plantengeslacht der Coniferen met 12 soorten in het gebied van de Middell. zee, in Azië, N.-Amerika en Mexico. Het zijn boomen of heesters met min of meer vierkante takken en aangedrukte, schubvormige bladeren in 4 rijen. De bolronde kegels bevatten gevleugelde zaden. De meest bekende soort is de echte Cypres (Cupressus sempervirens, plaat Gymnospermen II, fig 1.), een tot 25 M. hooge boom uit Z.-Europa met kegelvormige kroon en blauwberijpte kegels, bij ons zelden gekweekt wegens de groote gevoeligheid voor de vorst, maar in het gebied van de Middell. zee reeds sedert de oudheid bekend en aangeplant.

Het is een typische boom van het Zuidelijke landschap, vooral de vorm fastigiata met rechtopstaande takken, waardoor de geheele boom den vorm van een zuil heeft. Hij speelt een groote rol in de godsdienst der ouden en werd daarvan in de nabijheid van tempels aangeplant. Ook het hout werd veel gebruikt; het is zeer hard en duurzaam, werd voor scheepsbouw reeds bij de Phoeniciërs gebruikt en als meubelhout bij de Grieken en Romeinen. In Italië geldt de C. als symbool van den rouw evenals in Turkije. Bij ons wordt ook gekweekt de veel resistentere C. pisifera uit Japan, die echter slecht droogte verdraagt. Een aantal soorten van Cupressus wordt thans tot het geslacht Chamaecyparis gerekend.

< >