Crataegus - Meidoorn, Hagedoorn, Haagappelboom, plantengeslacht der Rosaceeën met ruim 30 soorten op het N.lijk halfrond, vaak met Mespilus wegens de groote overeenkomst vereenigd. Het zijn boomen of heesters met gedoornde takken, enkelvoudige bladeren met steunbladeren en bloemen in schermvormige trossen of bijschermen. Vele fraaie soorten worden in parken en tuinen gekweekt wegens de bloemen. Ze verlangen een zonnige standplaats en een humushoudenden kalk- en leemachtigen bodem.
Te sterk snoeien doet afbreuk aan den bloei; mooie planten krijgt men door rationeel uitdunnen. Voor hagen om boomgaarden zijn C. soorten niet geschikt, omdat hun parasieten ook de vruchtboomen, vooral appel, peer en pruim aantasten. Vele soorten worden geent op een onderstam van C. monogyna of C. Oxyacantha.
De meest bekende vormen zijn de in Ned. ook in het wild voorkomende C. monogyna met één stijl aan het vruchtbeginsel en C. Oxyacantha met twee stijlen, beide met eetbare, melige vruchten met 1—3 steenen. Vooral de eerstgenoemde soort wordt veel als sierheester gekweekt met vleeschkleurige of donkerroode, enkele en gevulde bloemen. De andere gekweekte soorten zijn voornamelijk van Amerikaanschen oorsprong bv. C. Crus galli met leerachtige, glimmende bladeren en kromme dorens en C. Pyracantha (= Pyracantha coccinea), de Vuurdoorn, een altijdgroene struik met vuurroode vruchten.