Cour des miracles - Een vrij uitgestrekt stadsgedeelte van het oude Parijs, gelegen in het tegenwoordige arrondissement van de Beurs, waar men thans nog een „Passage de la C. des M.” vindt. Deze wijk was sedert de XIIIe eeuw een schuilplaats voor boeven („truands”), straatroovers („malandrins”), bedelaars en allerlei gespuis van beide seksen. Deze kwamen er zich ’s nachts ontdoen van hun gefingeerde gebreken, waarmee zij overdag het medelijden van de voorbijgangers hadden weten op te wekken.
Hier werden blinden helderziend, gebochelden recht van lijf, kreupelen vlug ter been. Aan deze en dergelijke „miracles” dankt de wijk haar naam.
— Gebruik makende van de documenten door den geschiedschrijver Henri Sauval (1623-1676) over dit onderwerp verzameld, heeft Victor Hugo in zijn „Notre-Dame de Paris” (livre II, chap. 6), een kleurenrijk tafereel gegeven van de oude C. des M.; wij zien er den dichter Gringoire, die door drie bedelaars opgebracht, en voor den „Koning”, den „suzerain suprême du royaume de l’argot”, wordt geleid. De arme poëet brengt een vreeselijken nacht door en wordt ten slotte gered door de bekoorlijke Esmeralda.
— Reeds onder Lodewijk XIV deed de politie pogingen om de buurt van haar gevaarlijke elementen te zuiveren. Zij, die in staat waren tot werken, werden aan den arbeid gezet; de invaliden bracht men over naar de ziekenhuizen. In later tijd heeft de aanleg van nieuwe straten (rue d’Alexandre en rue Réaumur) de laatste sporen van den ouden toestand doen verdwijnen.
