Cherbuliez (Victor), Zwitsersch schrijver, geb. te Genève, 1829, studeerde in zijn geboorteplaats, te Parijs, Bonn en Berlijn, wijdde zich eerst aan het onderwijs, voorts na de zeer gunstig ontvangen humoristisch-archeologische schetsen A propos d'un cheval, causeries athéniennes (1860) en Un cheval de Phidias (1861), vruchten van een reis naar Griekenland, aan de letteren, werd in 1864 medewerker van de Revue des Deux Mondes (pseudoniem G. Valbert) en verwierf zich als romanschrijver, kunstkritikus en journalist een eerste plaats onder de Fr.
letterkundigen der 19de eeuw. Van zijn romans zijn de beste: le Comte Koslia (1863); Paul Mérê (1864); le Prince Vitale (1864); Prosper Randoce (1868); l’Aventure de Ladislas Bolski (1870); Meta Holdenis (1873); Samuel Brohl et Cie. (1877) la Béte (1877); la Vocation du comte Ghislain (1888); une Gageure (1890); Miss Bovel (1894); Après fortune faite (1896); Jacquine Vanesse (1898). Sedert 1880 was hij genaturaliseerd als Franschman, in 1881 werd hij lid der Fr. Académie. Zijn politieke opstellen en kunstkritieken in de Revue des Deux Mondes werden verzameld en onder de titels Etudes de littérature el d'art (1873); l’Allemagne politique (1870); l’Espagne politique (1874); Hommes et choses d’Allemagne (1877); Profils étrangers (1889); l’Art et la Nature (1892) in het licht gegeven. Hij overleed te Parijs in 1899.