Burgerlijke Bouwkunde - de techniek, welke bij de totstandkoming van gebouwen betrokken is. In de eerste plaats dus het ontwerpen van gebouwen, van wijken en zelfs van geheele stadsgedeelten. Alvorens een gebouw kan worden opgetrokken, moet de bouwgrond onderzocht worden. Soms is een fundeering op staal, d.w.z. op den onversterkten zandbodem, mogelijk, soms een heifundeering noodig.
Na grondonderzoek en fundeeringen behoort tot de b. b. het metselwerk, het timmerwerk, enz.; kennis van bouwstoffen en van beton is noodig voor den beoefenaar der b. b. en eveneens van kleine grondwerken, van verwarming, verlichting, pompen, privaten, rioleering, enz., verder van de wettelijke voorschriften, op het bouwen van toepassing en van de noodzakelijke beveiligingsinrichtingen tegen ongelukken of brand. Hij moet voorts de noodige berekeningen kunnen maken voor constructies in diverse materialen (hout, ijzer, steen, beton) en deze constructies kunnen ontwerpen en uitvoeren. Voor het ontwerpen van gebouwen en details zorgen de architect en de teekenaars ; voor de uitvoering komt de aannemer met uitvoerders, onderbazen en ambachtslieden, welke onder de leiding van den architect en diens opzichters den bouw verrichten. Er worden hier te lande verschillende diploma’s uitgereikt: betreffende de b. b., aan de T. H. te Delft het diploma van bouwkundig ingenieur (b. i.), verder aan verschillende inrichtingen en vanwege de Mij. tot Bev. der Bouwkunst diploma’s voor bouwkundig opzichter en teekenaar en voor uitvoerder. Voorts vanwege de Ver. tot Veredeling van het ambacht: diploma’s van bekwaamheid als meester of gezel in een der bouwambachten.