Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Fundeering

betekenis & definitie

Fundeering - De ouderbouw eener constructie, waardoor deze op den bodem rust.

De fundeeringen zijn van zeer verschillenden aard. Zij hangen hoofdzakelijk af van den aard en het draagvermogen van den bodem (zie GRONDBORING). De bouwgrond kan in drie groepen verdeeld worden nl. in rotsbodem, in lossen niet samendrukbaren grond en in samendrukbaren grond.

Tot de eerste groep behooren de rotsen, tot de tweede de dikke zanden kiezellagen of vaste leemlagen, tot de derde de veengronden, natte kleien slikgronden.

Op de rotsgronden wordt onmiddellijk gefundeerd. In niet-samendrukbare losse gronden wordt gewoonlijk eerst een kleine fundeeringsput of sleuf gegraven om vorstvrij te zijn waarin dan de onderbouw onmiddellijk te rusten komt. Kan de grond zijdelings uitwijken of door water wegspoelen dan moet dit verhinderd worden, gewoonlijk door damplanken (fig. 4). Is het draagvermogen van den bouwgrond onvoldoende om den onderbouw direct op te nemen dan moet men den voet van dien onderbouw zóó vergrooten, dat de last per oppervlakte-eenheid binnen gegeven grenzen blijft. Men past dan een zandstorting of een betonvloer — al of niet gewapend. Zie BETONFUNDEERING toe; ook wel omgekeerde gewelven (fig. 1, 2 en 4) of houten vloeren (fig. 3). Met het oog op rotten mag hout niet boven water gebruikt worden. Bij slappe of samendrukbare gronden kan men d) den grond kunstmatig verharden door inspuiting van cement of door zandstorting; V) den last per oppervlakte eenheid zóóver verminderen dat het draagvermogen niet overschreden wordt (fig. 1, 2, 3 en 4); c) indien de slappe grond eene beperkte dikte heeft en rust op een harden ondergrond, een tusschen-constructie gebruiken welke dwars door den slappen grond heen de lasten van den onderbouw op den goeden ondergrond overbrengt.

De meest gebruikelijke wijze om die tusschen-constructie uit te voeren bestaat in het maken van paalfundeeringen. Door eene heimachine worden palen door den slappen grond gedreven tot zooverre dat hun punt gedeeltelijk in den vasten grond doordringt (fig. 5 en 6). De boveneinden der palen worden door een houten roosterwerk (fig. 6) of door een betonvloer verbonden (fig. 5). Hierop komt dan de onderbouw te rusten. De paalpunten kunnen onbeschermd zijn (fig. 6 a. t.) of wanneer de slappe grond steenen, boomstammen enz. bevat, van een ijzeren schoen voorzien worden. Dikwijls worden de houten palen door ijzeren schroefpalen vervangen welke dan niet in den grond geheid maar erin geschroefd worden (Fig. 7, 7a en 8). Deze ijzeren palen kunnen ook buiten het water gebruikt worden, evenals beton of gewapend betonpalen. Soms worden de palen op de plaats van gebruik vervaardigd. (Raymond Frankignoul- en Simplexpalen).

In principe komt de werkwijze hierop neer dat men op een of andere wijze een gat in den grond boort en vervolgens dat met beton volstampt; aldus ontstaan betonpalen van min of meer regelmatigen vorm; zie BETONPAAL. De vaste bodem kan ook bereikt worden door het gebruik van caissons of putten. Caissons zijn van hout ijzer of van gewapend beton met een bodem (fig. 9) of zonder bodem (fig. 10). Desnoods wordt samengeperste lucht aangewend (fig. 13). Deze fundeeringswijze is zeer kostbaar.

De zinkputten zijn holle cylinders van hout, ijzer, beton of metselwerk die belast en met uitgraving van den grond daarbinnen tot op de vaste laag werden neergelaten (fig. 11 en 12) en vervolgens met zand, beton of metselwerk worden gevuld en door balken, vloeren of bogen met elkaar worden verbonden; d) indien de slappe grond een groote dikte heeft, en de vaste grond noch door caissons of putten noch door palen bereikt kan worden, past men een paalfundeering toe waarbij de palen niet meer als steunpilaren maar als wrijvingspalen dienst doen. Zij worden zoo lang en zoo talrijk gekozen tot dat de zijdelingsche wrijving der paaloppervlakte tegen den grond in staat is de lasten der constructie op te nemen. In open water moet de fundeeringsput afgedamd worden; daarna pompt men het water uit den put en fundeert op normale wijze. Bij kleinen waterdruk en matig harden ondergrond zijn gewone damwanden voldoende voor de afdamming (fig. 5), wordt de druk te sterk dan past men vangdammen of kistdammen toe. Bij groote waterdiepten en wanneer de bovengrond het heien onmogelijk maakt worden zinkputten, caissons met of zonder saamgeperste lucht of wel de bevriezingsmethode toegepast.

< >