Burger (Dionys)

betekenis & definitie

Burger (Dionys) - Nederl. Philoloog, geb. te Rotterdam, 1820, overl. te Amersfoort 1891, 1850 —67 conrector te Doesburg, 1857—86 rector te Amersfoort; behalve schoolboeken, vertalingen en verspreide stukken, heeft men van hem: Phaedo, of de sterfelijkheid der ziel (naar het Grieksch van Plato, 1846); Theaetetus, of opleiding tot de wijsbegeerte (als voren, 1847); De Republiek van Plato (vertaling, 1849); Homerus, Plato, Spinoza (1860); Alcibiades, Franciscus van Assisi, Heinrich Zschokke, typen van drie tijdperken (1864); Redelijk geloof (1870); De ziel des menschen, haar wezen en toekomst (1874); De mensch en zijn bestemming volgens de uitkomsten der ervaringswetenschap (1875); Kants wijsbegeerte kortelijk verklaard (1881); De redevoering van Demosthenes voor Ktesiphoon of over den krans, vertaald en opgehelderd (1886); Herbarts wijsbegeerte kortelijk verklaard (1891).