Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brinz (Alois von)

betekenis & definitie

Brinz (Alois von), geb. 1820, overl. 1887; Duitsch rechtsgeleerde en staatsman, studeerde te München, later te Berlijn; aanvankelijk meer geneigd tot de philologie, keerde hij tot de rechtswetenschap terug en werd een beroemd beoefenaar van het Rom. recht. In 1860 priv.-doc. te München, werd hij in 1852 buitengew., in 1854 gew. hoogleer. te Erlangen, in 1857 te Praag, waar hem een eervolle staatk. loopbaan wachtte. In Oostenrijk werden toen groote verwachtingen gekoesterd van het pas uitgevoerde constitutioneele stelsel — terwijl het denkbeeld van een eenig Duitschland in de lucht zweefde. Als ijverig aanhanger dier idealen kreeg Brinz eene plaats in den Boh.

Landdag en weldra ook in den Oostenr. Rijksraad, in welke lichamen hij zich als warm en overtuigend redenaar onderscheidde en door zijne onvermoeide werkzaamheid zich eene eervolle positie verwierf. Toen echter de staatk. toestanden spoedig veranderden, verloor hij den lust in staatk. arbeid en nam eene benoeming te Tübingen aan, vanwaar hij in 1871 naar zijn vaderland terugkeerde en te München kwam doceeren, waar hij tot zijn dood hoogleer. bleef. Andere beroepen werden door hem afgewezen (Berlijn en Weenen). Hij bleef te München, waar hij met eerbewijzen werd begiftigd en o.a. in den adelstand werd opgenomen. In de wetenschap zijner eeuw neemt B. eene eigenaardige plaats in. Zijn hoofdwerk is: Lehrbuch der Pandekten (le dr. 1857—1871, 2e dr. onvoltooid, sedert 1873, 3e dr. 1884 1e afl.), dat, naar het oordeel van tijdgenooten, in tegenstelling met vele andere jurid. geschriften, de 19e eeuw zou overleven.

< >