Bradley (Francis Herbert) - Eng. wijsgeer, geb. 1846, prof. te Oxford, een onder Kant en Hegel’s invloed staand „kritisch Idealist”, die het intellectualisme bestrijdt en ook aan het gevoel een functie in het kennen der wereld toewijst. Waarheid en werkelijkheid dekken elkaar niet. Waarheid is het doel van het denken, dat de werkelijkheid door algemeene begrippen wil qualificeeren. Deze laatste is concreet, innig samenhangend, individueel, „selfexistent”.
De begrippen echter, waardoor wij haar bepalen, zijn algemeen en onzelfstandig (general and adjectival). Wat aan het denken en oordeelen beantwoordt, is derhalve relatief, phaenomenaal; (zoo ook het Ik; lichaam en ziel zijn faenomenale constructies). Maar de ware werkelijkheid „is geen neerslag van spookachtige abstracties of een bovenaardsch ballet van bloedelooze kategorieën”. De „dingen” en relaties (ruimte, tijd, causaliteit, verandering, enz.) bevatten een innerlijke tegenstrijdigheid. In de ware werkelijkheid moeten die tegenstrijdigheden en tegenstellingen opgeheven zijn; zij moet subject en object omvatten, absolute totaliteit zijn. Zij openbaart zich in ons nog ongedifferentieerd „gevoel” (feeling), de alomvattende, zichzelf doordringende (self-pervading) ervaring. B.’s voornaamste geschriften zijn: Ethical studies (1876); Principles of Logic (1883); Appearance and Reality (2e ed. 1897); vele artikels (over psychol. onderwerpen) in „Mind”- en andere tijdschriften. Vgl. H. Evans, Br.’s Metaph. 1902.