Francis - geb. 1798 uit Eng. ouders te Alapé bij Cochin (kust v. Malabar), was eerst in Eng. zeedienst, daarna in burgerl. dienst bij het Eng. bestuur te Bantam; ging in Nederl. dienst over en werd successievelijk aan verschillende Commissarissen voor eil. der Buitenbez. toegevoegd. Een groot deel van zijn ambtel. loopbaan bracht hij in de Buitenbezittingen door, tot hij in 1834 resident van Sumatra’s W.kust werd; 1838 res. ' v. Rěmbang, 1839 van Madioen, 1846 Commissaris van Měnado, 1848 Inspecteur van Financiën. In 1851 verliet hij ’s lands dienst om als Pres. v. d. Javansche Bank op te treden, welke functie hij 12 jaar waarnam. Overl. 1880 te Delft.
Hij publiceerde o. a. Herinneringen uit den levensloop van een Ind. ambtenaar. Batavia 1836, 3 dln. en De Regeeringsbeginselen van Ned. Indïe, getoetst a. d. behoeften v. Moedert, en Kol. Leiden 1864.