Black Hills (Zwarte Heuvels), heuvel- of bergketen in het Z.W. deel van den staat Z.-Dakota en in het N.O. deel van Wyoming, in het N. van de Vereenigde St., ongeveer 160 K.M. lang en 100 K.M. breed en vormt de voortzetting van het Big Horn- en Sneeuwgebergte, een vertakking van het Rotsgeb.; de basis ervan ligt 760-900 M. boven het vlak der zee, terwijl het hoogste punt, de Harney-Piek, 2350 M. is. De heuvels vormen een waar labyrinth van meer dan 2000 gangen en holten, die in 8 lagen boven elkaar tot een diepte van 100 M. gaan. Eén gang ontdekte men, welke een lengte bezat van 150 K.M. Doordat de heuvels zich vrij plotseling uit de prairie verheffen, ontvangen zij meer regen dan de vlakke omgeving, en is hier met behulp van kunstmatige bevloeiïng nog landbouw mogelijk. Van beteekenis werden de heuvels echter door hun ertsrijkdom.
In 1874 werd hier goud ontdekt, en de stroom van goudzoekers deed aan de Oostzijde een rij van meest kleine plaatsen ontstaan, zooals Rapid City, Deadwood en Minnesela. De goudopbrengst bedraagt ongeveer 7 mill. dollar per jaar. Een spoorlijn verbindt thans deze plaatsen met de Pacific. Behalve goud, bevatten de boschrijke heuvels ook lood, steen, kool, ijzer, zout en petroleum.