Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bewaargeving

betekenis & definitie

Bewaargeving, heeft tusschen den bewaargever en den bewaarnemer contractueele gevolgen, waarom men spreekt van de overeenkomst van b. B. wordt geregeld in artt. 1731—1766 B. W. Voor een bijzondere soort bew., de sequestratie*, gelden verder bijzondere bepalingen. In tegenstelling met deze wordt de andere bewaarg. eigenlijk gezegde bew. genoemd (1732 B. W.). Zij kan slechts roerende goederen tot onderwerp hebben (1733 B. W.). Bewaarloon kan slechts worden gevorderd, indien dit uitdrukkelijk is bedongen (1733 B. W.). Deze bew. wordt onderscheiden in vrijwillige bew. en bew. uit noodzaak (1735 B. W.). De laatste is die, welke men door eenig toeval gedwongen wordt te doen, zooals door brand, instorting van gebouwen, plundering, schipbreuk, overstrooming of andere onvoorziene toevallen (1740 B. W.). Deze onderscheiding is van beteekenis, daar bij bew. uit noodzaak getuigenbewijs tot ieder bedrag is toegelaten (1741,1940 B. W.; zie ook art. 1737). Als in zoodanige b. genomen, wordt ook beschouwd de bagage, medegebracht door reizigers, die hun intrek nemen in herberg of logement (1746 B. W.). De aansprakelijkheid voor deze bagage wordt in de artt. 1747 en 1748 B. W. nader omschreven. In het algem. moet de bewaarnemer voor de hem toevertrouwde zaak dezelfde zorg aanwenden, welke hij voor zijne eigene zaken aanwendt.

Doet hij dat niet, dan is hij voor ev. schade aansprakelijk. Deze regel moet met meer strengheid worden toegepast: a) indien hij zich zelf tot de bewaring heeft aangeboden; b) indien hij bewaarloon bedongen heeft; c) indien de b. alleen in zijn belang is geschied; d) indien uitdrukkelijk bedongen is, dat hij voor alle soort verzuim aansprakelijk zal zijn (art. 1744 B.W.). Voor schade door toeval of anderszins in hij niet aansprakelijk (1752, 1753 B. W.). — De bewaarnemer mag zonder uitdrukkelijke toestemming het goed niet gebruiken (1749 B. W.). Ev. vruchten moeten aan den bewaargever worden afgedragen (1755 B. W.). Bevindt zich het in bew. gegevene in gesloten kist of onder verzegeld omslag, zoo mag niet worden onderzocht, waarin het bestaat (1750 B. W.). Het moet, zoodra de bewaargever zulks vordert, aan dezen worden teruggegeven (een beding van andere strekking is zelfs ongeldig) (1761 B. W.), tenzij de bewaarnemer mocht hebben ontdekt, dat hij zelf eigenaar is (1764 B. \V.) of dat het goed aan een derde is ontstoten (1757 B. W.). Ook mag hij het onder zich houden (retentierecht), zoolang hem nog iets ter zake der bewaring verschuldigd is (1766 B. W.). — De bewaarnemer moet dezelfde zaak, welke hij ontvangen heeft, teruggeven. Dit geldt ook, indien hem geld in bewaring is gegeven (1751 B. \V.). De bewaarnemer, die de hem toevertrouwde muntspeciën heeft uitgegeven, zal veelal strafbaar zijn als schuldig aan verduistering kr. art. 321 Sr. Wel zal tusschen partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend kunnen worden overeengekomen, dat de bepaling van art. 1751 niet zal gelden, maar daardoor zal de overeenkomst allicht haar karakter van b. verliezen; zoo zal de deposito-overeenkomst (zie DEPOSITO), anders dan haar naam zou doen vermoeden, veeleer als verbruikleening dan als b. moeten worden beschouwd. — De bewaarnemer kan niet van den bewaargever, die het goed terugeischt, het bewijs vorderen, dat hij eigenaar is (1757 B. W.). — Wie als bewaarnemer wordt aangesproken, zonder dat schriftelijk of althans een begin van schriftel. bewijs wordt overgelegd, moet, behalve in het geval van bew. uit noodzaak, op zijn woord worden geloofd omtrent het feit der bew. zelf en omtr. de zaken, daarin begrepen (1737 B. W.). Het in bewaring gegevene kan niet in vergelijking worden gebracht met eene vordering op den bewaarnemer (1465 B. W.). — De bewaarnemer kan het hem toevertrouwde niet door verjaring verkrijgen, tenzij de titel van zijn bezit veranderd zij (1996,1997 B. W.). — Zie verder CONSIGNATIE en SAFE-DEPOSIT. — Bewaarneming is o.a. een tak van het bankbedrijf. Vooral bij bew. van effecten wordt onderscheiden gesloten bew. (in gesloten couvert of pakket; zie art. 1760 B. W.) en open bew. Bij de laatste belast de bank zich tevens met de administratie (inning van coupons en dividenden, nazien van uitlotingen, enz.). — B. in daarvoor ingerichte pakhuizen maakt het hoofdbedrijf uit der veemen (zie VEEM en CEEL) en der entrepôts (zie ENTREPÔT).

< >