Besançon - voorm. hoofdst. van Franche-Comté, nu van het Fr. dept. Doubs, gelegen op een door de Doubs gevormd schiereiland, aan het kanaal van de Rhône naar den Rijn, dat daar gevormd wordt door de genormaliseerde Doubs; 68.000 inw. B. is een vesting van den eersten rang, omgeven door forten; het is het hoofdkwartier van het 7de leger korps ; tevens is het een zeer belangr. centrum van industrie, vooral van horlogemakerijen, die 8000 werklieden bezig houden en jaarlijks voor fr. 20 millioen produceeren. De voorn. bouwwerken zijn de kathedraal Saint-Jean (12e eeuw) en het paleis Granvelle.
De strateg. ligging dezer stad heeft haar in verschillende tijdperken der geschiedenis een belangrijke rol doen spelen; als Vesontio of Bison tium, was zij de hoofdstad der Sequanen, toen Caesar er zich van meester maakte; gedurende de volksverhuizing werd zij verwoest; in 863 werd zij de hoofdst. van Hoog-Bourgondië ; in de 12e eeuw een Duitsche vrije rijksstad ; in den loop der 16de eeuw werd zij door Karel V, in de 17e door Filips II ver fraaid; in 1679 verplaatste Lodewijk XIV de hooge school van Dóle erheen. In 1814 werd zij door de Oostenrijkers vruchteloos belegerd. In den Fr.-D. oorlog was zij de basis der operatiën van het Oosterleger onder Bourbaki. B. is de geboorte plaats van kardinaal Granvelle, van maarschalk Moncey, van P. J. Proudhon en van Victor Hugo.