Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beroepsgeheim

betekenis & definitie

Beroepsgeheim - schending hiervan kan aanleiding geven tot schadevergoeding en strafvervolging. Waar de wet aan ambtenaren geheimhouding op legt, stelt zij veelal op overtreding van dit gebod tevens straf. Zoo bij art. 20 Arbeidswet, art. 47 Wet op de Vermogensbel., art. 23 Veiligheidswet, art. 32 Stoomwet, art. 23 Hinderwet, art. 106 Ongevallenwet, art. 13 Caissonwet 1905, art. 64 Schepenwet. Daarnaast stelt de strafwet (art. 272) in het algemeen strafbaar hem, die opzettelijk eenig geheim, hetwelk, hij, uit hoofde van zijn hetzij tegenwoordig, hetzij vroeger ambt of beroep, ver plicht is te bewaren, bekendmaakt. Dit geldt dus voor hem, op wien geen bijzondere strafbepaling toepasselijk is.

Zoo voor den arts, apotheker, enz., die in strijd met den eed van art. 21 der wet van 25 Dec. 1878, Stb. 222, zijn b. schendt; op den notaris, die niet in acht neemt de geheimhouding, waartoe hij krachtens den eed van art. 18 en kr. art. 42 Notariswet gehouden is, — enz. Art. 273 Sr. stelt verder strafbaar hem, die opzettelijk aan gaande eene onderneming van handel of nijverheid, bij welke hij werkzaam is of geweest is, bijzonder heden, waarvan hem geheimhouding is opgelegd, bekendmaakt (Zie ook art. 1639p. B. W.). Op grond van ambtsgeheim of b. kan men zich verschoo nen van het afleggen van getuigenis voor den rech ter (artt. 1946 B. W., 66 en 163 Sv.), waarvoor het bestaan van een wettel, verplichting tot geheim houding niet wordt vereischt.

< >