Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Berm

betekenis & definitie

Berm - de zijkant van een weg, het deel van de kruin, dat ter weerszijden van de verharding ligt. De b. dient tot steun van de verharding en geeft bij smalle rijbanen een geschikte gelegenheid voor het uitwijken van de verkeersmiddelen. Soms heeft een wegberm slechts een breedte van 1 M., in normale gevallen is hij echter 2 à 3 M. breed en op vele groote verkeerswegen 4 à 5 M. Op de bermen is gewoonlijk de wegbeplanting, en, indien daarvoor de ruimte is, zijn er ook rijwielpaden, wandelpaden, ruiterwegen en zelfs wel trambanen op aangelegd. In enkele gevallen, b. v. bij keibestratingen, die voor het snelverkeer weinig geschikt zijn, is op een der bermen een verharding gemaakt van grind, puin of steenslag. Ook ligt er soms wel de z. g. zomerweg* en in bebouwde kommen een bestrating (z. g. bermbestrating). Waar de bermen bij de ver harding aansluiten, liggen ze met deze op gelijke hoogte, naar de buitenzijde dienen ze een afwate rend beloop te hebben van 5 à 10 c.m. per M. Bij weinig drukke verkeerswegen zijn de bermen ge woonlijk met gras begroeid en behalve met opgaan de boomen soms ook nog met struikhout beplant. Voorts zijn hierop geplaatst de afstandspalen, wegwijzers en dikwijls telegraaf- of telefoonpalen. In de bermen liggen dikwijls buizen van gas- en waterleiding, electrische kabels en rioleeringen. Langs den voet van dijken liggen soms ook b.; dat zijn horizont, strooken grond, welke tot steun van het dijkslichaam dienen; naar gelang deze al of niet aan de waterkeerende zijde van den dijk liggen, spreekt men van buiten- of binnenberm.

Soms ligt de berm op de halve hoogte in het talud; in enkele gevallen is er een verharde weg op aangelegd. Een b. van een dijk heeft een breedte van 3 à 5 M. en heeft een afwaterend beloop van het dijkslichaam af.— Bij vestingwerken ligt de b. tusschen den voet van eene omwalling of borstwering en de gracht, om het grachttalud te ontlasten van den druk, welke door de ophooging wordt uitgeoefend. Bij forten e.d. is pp den b. meestal een hindernis in den vorm van eene doornenhaag aangebracht.

< >