Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Benzoëzuur

betekenis & definitie

Benzoëzuur - het monocarbonzuur van benzol, C6H5 CO OH; het komt veelvuldig in de natuur voor, o.a. in Siam- en Palembang-benzoë, waaruit 't door sublimatie verkregen wordt. Ook in Peru en Tolubalsem alsmede in enkele aetherische oliën treft men het aan. Verder kan men het bereiden uit hippuurzuur, een stof, welke voorkomt in de urine der plantenetende dieren. Eindelijk wordt het technisch gewonnen uit toluol door dit eerst met chloor om te zetten in benzotrichloride, dat vervolgens met water of kalkmelk verhit wordt. Het zuivere B. vormt witte glanzende naalden, smelt bij 120“ en destilleert bij 250°; begint echter bij veel lagere temperatuur reeds te sublimeeren en is met waterdamp vluchtig.

In koud water is het moei lijk oplosbaar (1 deel op 600 deelen water), in ko kend water, in alkohol en in aether is het gemakke lijk oplosbaar. B. vindt toepassing in de genees kunde, vooral het uit benzoëhars bereide, en ook in de techniek. Zie ook BENZOË.

< >