Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beleg (staat van)

betekenis & definitie

Beleg (staat van) - Art. 187 Grw. luidt: „Ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid kan door of vanwege den Koning elk gedeelte van het grondgebied des Rijks in staat van oorlog of in staat van b. verklaard worden. De wet bepaalt de wijze waarop en de gevallen waarin zulks ge schieden kan en regelt de gevolgen. Bij die rege ling kan worden bepaald, dat de grondwettel. be voegdheden van het burgerl. gezag ten opzichte van de openbare orde en de politie geheel of ten deele op het militair gezag overgaan en dat de bur gerl. overheden aan de milit. ondergeschikt wor den. Daarbij kan wijders afgeweken worden van de artt. 7, 9, 158, en 169 Grw.

Voor het geval van oorlog kan ook van art. 166, le lid, worden afge weken.” Aan deze bepaling is uitvoering gegeven bij de wet van 23 Mei 1899, Stbl. 128, gew. 31 Dec. 1909, Stb. 469. De woorden „staat van oorlog of b.” moeten niet doen denken, dat werkelijk oorlog of b. moet aanwezig zijn. Elk gedeelte van het grondgebied des Rijks (art. 1 vangen, wet) kan bij K. B. in staat v. oorl. of in staat v. b. worden^,ver klaard: 1) wanneer oorlog of oorlogsgevaar ont staan is; 2) wanneer binnenl. onlusten de in- of uitwendige veiligheid van het Rijk of van een ged. daarvan in dringend gevaar brengen. Het onder scheid tusschen staat v. oorl. en st. v. b. ligt hierin, dat bij den laatsten de bevoegdheid van het milit. nog verder gaat dan bij den eersten. Zoo zijn in geval van st. v. b. de burgerl. besturen en de daar bij in dienst zijnde ambtenaren verplicht, te ge hoorzamen aan de bevelen van het milit. gezag, gegeven overeenkomstig door den Koning vastge stelde instructiën (art. 21), terwijl in bij st. v. oorl. het milit. gezag in vele gevallen overleg moet ple gen met het burgerl. gezag. Zie verder de bepalin gen der wet. Behalve in geval van een vijandel. inval, moet een besluit van die strekking onver wijld door een voorstel van wet tot bestendiging van dien toestand worden gevolgd (art. 6). De bij zondere bevoegdheid van het milit. gezag wordt gedeeltelijk rechtstreeks in de wet toegekend, zoo dat de bevolking zich door deze zelve in haar vrij heid beperkt ziet, gedeelt. indirect aan de wet ont leend, zoodat voor die vrijheidsbeperking eerst nog eenige handeling van dat gezag noodig is. Deze is vooreerst van wetgevenden aard.

Een al gem. opdracht om alle gewenschte regelen te stel len is niet gegeven. De gewone wetgever blijft ook bij st. v. b. de Koning met de St.-Generaal. Het milit. gezag mag dus alleen die onderwerpen rege len, anders tot de bevoegdheid van den gewonen wet gever behoorende, welke het uitdrukkelijk zijn op gegeven. Zoo mag het den toegang tot het verkeer binnen en het verlaten van het in st. v. b. verklaar de grondgebied regelen, mag het lokalen voor gezellig verkeer en fabrieken en werkplaatsen sluiten; het mag de wettel, bepalingen op het dra gen van wapenen en op de uitoefening der jacht wijzigen en inlevering van wapens en ammunitie bevelen; het mag voorschriften geven omtrent het begraven van lijken; het mag beperkende be palingen stellen omtrent of verbieden het drukken, uitgeven, verspreiden, aanplakken of in den han del brengen van geschriften of teekeningen; het mag de wettel, bepalingen omtrent post, telegraaf of telefoon wijzigen. Ten slotte is het milit. gezag bevoegd om nieuwe gemeentel, strafverorden. en waterschapskeuren vast te stellen en bestaande te wijzigen en te schorsen. Bij deze bevoegdheid is genoemd gezag aan de grenzen der bevoegdheid van gemeente of waterschap gebonden. In de twee de plaats heeft het milit. gezag bijzondere bevoegd heden van uitvoerenden aard, w. o. het geven van hevelen en het uitoefenen van politiedwang. Het geeft vergunning tot het houden van openbare vergaderingen of optochten; het mag aan personen, wier aanwezigheid voor de rust en de algemeene veiligheid wordt geacht gevaarlijk te zijn, het verblijf binnen het gebied ontzeggen, en deze daar uit verwijderen en hen zelfs in bewaring stellen. Is er gevaar van spoedige insluiting, dan mag het allen, die niet voor de verdediging noodzakelijk zijn, uit het gebied verwijderen, omgekeerd niet militairen, die voor de verdediging nuttig kunnen zijn, het verlaten van het gebied verhinderen.

De bevolking kan op rantsoen worden gesteld. Le vensmiddelen kunnen worden opgevorderd, en het wegvoeren van paarden, vee, wagens, vaar tuigen, levensmiddelen en andere voorwerpen ver hinderd. Van elk stuk, aan de post of andere instel ling van vervoer of aan de telegraaf toevertrouwd, mag inzage worden genomen en elke woning mag ook tegen den wil van den rechthebbende worden binnengetreden. Ten slotte kunnen voor de opspo ring van strafbare feiten ook andere personen dan de gewone opsporingsambtenaren worden aange wezen en daartoe beëedigd. In de derde plaats is er een bijzondere milit. rechterl. macht.

In ieder in st. v. b. verklaard gebied worden een of meer temporaire krijgsraden ingesteld (bij de wet van 16 October 1914, Stbl. 490 is bepaald, dat dit alleen zal gebeuren in geval van oorlog). Is er werkelijk oorlog, dan zijn aan die krijgsraden, aan wie an ders bijna alleen milit. onderworpen zijn, ook onderworpen niet-militairen, die zich schuldig maken aan feiten, strafbaar krachtens het milit. strafr., zij, die door het milit. gezag opgeroepen zijn om van de milit. macht deel uit te maken en om deel te nemen aan alle handelingen ten behoeve der verdediging, en wanneer de burgerl. strafrech ter niet zou mogen in staat zijn over eenig strafb. feit, welk ook, van een burger in het betreffende gebied te oordeelen, dan oordeelt ook over dien burger in hoogste instantie de Krijgsraad. Behalve in het laatste geval blijven de Krijgsraad vonnissen als regel aan approbatie onderworpen. De toepassing der wet van 23 Mei 1899 (Stbl. 128) heeft vele moeilijkheden opgeleverd, die aan den dag kwamen, ook daardoor dat de burgerl. straf rechter tot nu toe de bevoegde rechter over bur gers, op wie de militaire maatregelen van toepas sing zijn, is gebleven en deze daarmede bevoegd wordt geacht de geldigheid dier maatregelen te toetsen. Men raadplege voor een en ander de disser tatie van Mr. Dr. Prins, Staatsnoodrecht. Tijdens den in 1914 uitgebroken Eur. oorlog zijn vele gedeelten van ons land hetzij in staat van oorlog, hetzij in staat van b. verklaard.

< >