Beijnta thoe kingma - (Coert Lambertus van), Friesch patriot,' rechtsgeleerde en politicus, geb. te Harlingen 5 Febr. 1753, overl. te Dronrijp 7 Sept. 1820; hij studeerde eerst te Franeker onder Bavius Voorda en Hermannus Cannegieter en na derhand te Leiden onder Valckenaer en Van der Keessel. In 1781 werd hij meester in de rechten, en vervolgens secretaris van Westdongeradeel. Hij be moeide zich ijverig met de staatkundige aangele genheden des lands. Met anderen werd hij in 1783 afgevaardigd naar Den Haag, om voor Friesland vermindering van lasten te vragen.
Hij streefde verder naar herziening van het regeeringsregle ment van 1748. In 1787 zag hij zich mede belast met het defensiewezen van den Staat en van de stad Franeker in het bijzonder. Toen in laatstge meld jaar zijne partij, die der Patriotten, van het kussen geraakte, nam hij de wijk naar St.-Omer in Frankrijk, waar hij door Lodewijk XVI be noemd werd tot commissaris-generaal voor de be langen der Nederlandsche uitgewekenen. In 1795* keerde hij naar Nederland terug en bekleedde nog verschillende functies; in 1798 bij den staatsgreep van 22 Januari werd hij als federalist door de voor standers der staatseenheid gevangen gezet, doch na den staatsgreep van 12 Juni van datzelfde jaar weder op vrije voeten gesteld; in Juli daarop werd hij advocaat-fiscaal der middelen te water van het departement Friesland; toen Koning Lodewijk Napoleon de regeering aanvaardde, legde B. al zijn posten neder en vestigde zich als ambteloos burger te Dronrijp, waar hij zich tot zijn dood op hield.