Bahama-eilanden - of Lucayos-eilanden, aan Engeland behoorende eilandengroep in den Atl. Oceaan, N.O. van Cuba, Z.O. van Florida; zij strekken zich uit van het N.W. tot Z.O. over een lengte van 1100 K.M.en bestaan uit de slechts weinig boven wateruitstekende deelen van een reeks koraalriffen en zandbanken, waartusschen de vaart zeer gevaarlijk is: men telt 20 groote, bewoonde en vele onbewoonde eil. en rotsen, die verdeeld worden in een aantal natuurlijke groepen, waarvan de Noordelijkste die der Kleine Bahamabank is; de beide grootste eilanden hiervan zijn Groot-Bahama, en Groot-Abaco of Lucayo (met Klein-Abaco). Zuidelijk van deze groep ligt die der Groote-Bahamabank met Andros, de beide Heilige Geest-eilanden, Nieuw-Providence (met de hoofdstad der eil.-groep, Nassau), Eleuthera, GrootExuma, Long Island of Yuma en Cat-Island. Oostelijk hiervan Rum Key en Watlings-eiland (San Salvador, de eerste ontdekking van Columbus, 120ct. 1492).
De Z.O. voortzetting der groep bestaat uit een reeks van kleinere groepen: Acklin, de Crookedislands, Mariguana, Groot- en Klein-Inagua, de Caicos-eilanden en de Turks-eilanden. De geheele groep telt een bevolk. van 56.000 zielen ;het klimaat is er gezond, de bodem vruchtbaar en geschikt zoowel voor Europeesche als tropische gewassen; vruchtenteelt, sponzenpaarl- en schildpadvisscherij. Drinkwater is echter nergens voldoende voorhanden. In 1629 vestigden de Engelschen hun eerste kolonie op deze groep, die hun herhaaldelijk door de Franschen en de Spanjaarden werd ontnomen, doch hun ten slotte in 1783 definitief werd afgestaan. Zij wordt bestuurd door een gouverneur, bijgestaan door twee Kamers.