Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Florida

betekenis & definitie

Florida - (Fla.), Z.O. staat der Ver. St., bestaat grootendeels uit het schiereil. F., dat ruim 650 K.M. lang en 150 — 200 K.M. breed is en een oppervlakte van 115.000 K.M2. heeft en voor het overige uit een 70—160 K.M. breede en ± 400 K.M. lange kuststrook langs de Golf van Mexico. Oppervl. van den staat 152.000 K.M2, waarvan 9.850 K.M2. bedekt is met water; aantal inw. ± 500.000 blanken en 350.000 negers; de Indianen zijn er zoo goed als uitgestorven.

F. is in ’t Z. vlak en moerassig, in ’t N.W. een golvend laagland, dat in de Backbone Ridge een hoogte van 75 M. bereikt. De W.-kust van het schiereil. is sterk geleed; een van de grootste inhammen is de Tampa Baai. De O.-kust is een rechtlijnige lagunenkust, bezet met hooge duinen en voor de scheepvaart gevaarlijk. Geologisch behoort F. tot de jongste gedeelten van de Ver. St. In ’t midden bestaat het uit tertiaire gesteenten, aan den rand uit diluvium. Door het geheele schiereil. strekt zich een tertiaire kalksteenlaag uit, die oorzaak is van karstverschijnselen. Br liggen tal van meren, het grootste is Lake Okee-cho-bee; van de Z.O.punt strekt zich in Z.-W.-richting een ongeveer 320 K.M. lange eilandenboog uit, bestaande uit kalksteen- en koraaleil., slechts enkele M. hoog. De voorn, rivieren van F. zijn de St.

John en haar linkerzijrivier, de Oklawaha. Het klimaat is warm en regenrijk. De jaartemp. is hoog, ± 23°; droge zomer, zeer vochtige herfst en winter. In den zomer is kunstmatige bevloeiing noodig. Het Z. heeft de tropische plantenwereld van de Antillen. In de rivieren leven alligators; ook komen vergiftige slangen voor. De voorn, middelen van bestaan zijn de ooftteelt, landbouw en veeteelt. Veel uitvoer van sinaasappelen en ananas.

Daarnaast verbouw van katoen, tabak en rijst, maïs, haver, erwten en boonen. De bosschen, waarmee F. voor / bedekt is, leveren allerlei soorten timmerhout, (in ’t Z. cederhout, magnoliahout, e. a.). terpentijn, teer en hars. Hout en tabaksindustrie. Talrijke belangrijke visschersplaatsen liggen langs de kust. De voornaamste handelssteden zijn Pensacola en Jacksonville. De immigratie in F. is sterk toegenomen, nadat de staat in 1846 zich aangesloten had bij de Ver.

St. In 1830 bedroeg het aantal inw. 35.000, in 1860 reeds 140.000, in 1914 850.000 Toch is de dichtheid van bevolking thans nog slechts 5. De hoofdst. is Fallahassee. — F. werd op Palmzondag (Pasqua Florida, vandaar de naam v. h. land), 1512 door Ponce de Leon ontdekt. In 1762 stond Spanje F. en het aangrenzend gebied tot aan den Missisippi aan Engeland af, doch kreeg in 1783 dat geheele gebied terug. 1819 verkocht Ferdinand VII het aan de Unie, die het land in 1821 bezette, in Maart 1822 organiseerde en 3 Maart 1845 als 14den staat opnam, om een tegenwicht te vormen tegen de nieuwe noordelijke staten Iowa en Wisconsin. Van 1835—42 woedde in F. de oorlog met de Indianen (Seminolen). F. sloot zich in 1861 bij de secessie aan. De economische ontwikkeling heeft in F. door den meest weinig vruchtbaren bodem een minder snel beloop genomen dan in de meeste andere uniestaten.

< >